De beslissende WK-kwalificatiewedstrijd van het Nederlands elftal tegen Noorwegen (2-0) was in november amper achter de rug of Jasper Cillessen wist de tv-camera’s al vol op zich gericht. “Ik heb geen prettig jaar achter de rug”, klonk het na zijn prima rentree een tikkeltje emotioneel. “Mooi dat ik vanavond mocht spelen, zeker met deze afloop. Dat doet natuurlijk iets met je.” En, voegde hij er vervolgens aan toe: “Je ziet maar hoe snel de wereld kan draaien.”
Keepers. Er wordt vaak gezegd dat ze eenlingen zijn. Types die, in tegenstelling tot hun collega’s, de bal liever met hun handen pakken dan met hun voeten. Die als enigen in een afwijkend shirtje spelen. Die er ondubbelzinnig bij horen in een selectie, maar ergens ook weer niet. Want: een beetje vreemd, een beetje anders, een beetje gek. Deze oud-keeper zal op deze plek heus niet het tegendeel gaan beweren. In dat geval zou hij immers meteen een lachbui oogsten van zijn vriendin. En toch: ook keepers, zélfs keepers, zijn mensen. Ofwel: wezens met een gevoel. Met een ego. Mannen – én vrouwen natuurlijk – met een hang naar vertrouwen zijn ze. Passend bij dat wat iedere topsporter nodig heeft om te presteren.
En juist vanwege die wetenschap verbaas ik me al maanden over de gang van zaken bij Oranje. Alle lof voor bondscoach Louis van Gaal dat hij ‘ons’, nota bene vanuit een rolstoel, naar het WK in Qatar heeft geloodst. Maar in zijn omgang met keepers kan hij nog wel wat stoomcursusjes empathie gebruiken. Veelzeggend: Cillessen speelde tegen Noorwegen, enige dagen nadat hij tegen Montenegro nog Mark Flekken en de in dat duel geblesseerd geraakte Justin Bijlow voor zich moest dulden.
Het voorval onderstreept feilloos de anarchie aan het Oranje-keepersfront. Hoe kundig keeperstrainer Frans Hoek vermoedelijk ook zal zijn; op zijn terrein heeft hij er een potje van gemaakt in Zeist. Genoeg voorbeelden die dat illustreren. Neem Remko Pasveer. Afgelopen zomer, op het moment dat hij reservekeeper was bij Ajax, behoorde hij tot de voorselectie. En in november, toen hij als eerste doelman in Amsterdam wekelijks uitblonk in eredivisie en Champions League, vonden Hoek en Van Gaal hem blijkbaar niet genoeg voor Oranje. Joël Drommel transformeerde in kort tijdsbestek van tweede Oranje-doelman tot tribuneklant. Om inmiddels schijnbaar helemaal uit beeld te zijn. Tim Krul lijkt daarentegen een abonnement te hebben op Oranje, ook al rechtvaardigt hij zijn selectie lang niet altijd in Engeland. Flekken op zijn beurt werd uit het niets gebombardeerd tot ‘Van Gaal-keeper’. En toen tegen Noorwegen het moment leek aan te breken dat de Oranje-achterban hem zou kunnen gaan beoordelen, koos de staf prompt voor de eerder genadeloos afgewezen Cillessen.
Gelegenheidsargumenten bepalen, kortom, wie wel of geen goede keeper is voor het circus van Hoek. Ongelooflijk is het, wanneer je erover nadenkt. Zou er zo ook worden gesold met veldspelers? Zou de status van Virgil van Dijk bij Oranje drastisch veranderen wanneer hij eens een mindere wedstrijd speelt voor Liverpool? Zou FC Barcelona-aanvaller Memphis in zo’n geval moeten vrezen voor de Oranje-bank of -tribune? Het antwoord: nee. Hoe anders handelt Hoek met de doelmannen! Met hem in de Oranje-staf is het selectiebeleid van de keepers uitgegroeid tot een regelrechte klucht.
En dat doet mij, doelman van weleer, pijn. Mijn wens voor het nieuwe jaar is daarom de volgende: laat ze bij het Nederlands elftal net zo delicaat omspringen met hun doelmannen als dat ze doen met hun veldspelers. Want alleen een keeper die duidelijkheid krijgt en vertrouwen voelt, zal uiteindelijk het verschil maken voor je. En die kans heeft vooralsnog geen enkele Oranje-doelman gekregen.