TEKST: ANDRE KRUL | BEELD: ANDRE KRUL

Bij veel clubs beslaat de individuele keeperstraining ongeveer een half uur, waarna de keepers naar de groep toegaan. Of het werk van de keeperstrainer er dan op zit? Absoluut niet. “In teamtrainingen heb je als keeperstrainer de meeste invloed op de ontwikkeling van de keeper”, aldus Ajax-keeperstrainer Erik Heijblok.

Erik Heijblok is sinds 2015 werkzaam bij Ajax als keeperstrainer van de bovenbouw en zodoende nauw betrokken bij de laatste fase van de keepers in de jeugdopleiding. Zijn doel is om de jeugdkeepers klaar te stomen voor de stap naar het betaalde voetbal. Belangrijk is om middels individuele trainingen de technische vaardigheden te perfectioneren, maar net zo belangrijk is zijn rol tijdens de teamtrainingen, waarin de keepers meer in wedstrijdsituaties komen. Zaken als keuzes maken, samenwerking met de verdediging en positiekiezen spelen dan een belangrijke rol. De keeperstrainer heeft een grote invloed om dit te verbeteren.

Overleg met de groepstrainer

Om gericht te kunnen werken aan bepaalde aspecten is het belangrijk dat de keeperstrainer voor de trainingen overleg heeft met de groepstrainer. Heijblok: “Voor elke training wil ik weten hoelang ik individueel met de keepers heb en wat de inhoud van de groepstraining is. Zodoende kan ik in de keeperstraining al een begin maken met de aandachtspunten die tijdens de groepstraining terugkomen. Bij Ajax spelen we op dinsdag bijvoorbeeld vaak kleine partijtjes in de vorm van drie-tegen-drie en vier-tegen-vier. Ik doe dan een zwaardere warming-up om de keepers goed scherp te zetten, maar laat ook al de punten terugkomen waar tijdens de groepstraining de nadruk op wordt gelegd. In de dinsdagtraining kan dit bijvoorbeeld het een-tegen-een-duel zijn, omdat de keepers in kleine partijen veel in deze duels komen.”

Coachen en observeren

Op het moment dat de keepers naar de groep gaan, neemt Heijblok een coachende en observerende rol in. “Van mezelf ben ik vrij dominant en zodoende heb ik de neiging om met mijn coaching heel kort op de keepers te zitten. Dit is een kracht, omdat het de keepers scherp maakt, maar tegelijkertijd kan het ook een zwakte zijn. Steeds aangeven wat de keepers moeten doen is namelijk niet altijd het beste, want uiteindelijk moeten zij zelf de keuzes maken in het veld.”

Een voorbeeld hiervan is een een-tegen-een-situatie waarin de spits de bal te ver van de voet speelt en er door de keeperstrainer ‘nu kort erop!’ wordt geroepen. In plaats van te coachen wat een keeper moet doen, kan het zinvoller zijn alleen te observeren om dan in een rustmoment de gemaakte keuzes met de keeper te bespreken, vindt Heijblok. “Ik streef altijd naar een goede combinatie. Soms ga ik als het ware in die gasten zitten en geef ik steeds aan wat ze moeten doen op welk moment. Dit kan ten koste gaan van de prestatie, omdat het voor stress zorgt. De keepers gaan heel erg nadenken over de keuzes die ze moeten maken en trainen niet meer vrijuit. Daarom blijf ik er op andere momenten bewust uit en analyseer ik tijdens of na de training de situaties die zich hebben voorgedaan en de keuzes die ze gemaakt hebben.”

Voor Heijblok is het essentieel dat de keeperstrainer dit op een uiterst positieve manier doet. “Het is belangrijk dat de keepers een goed gevoel hebben, zeker naarmate de wedstrijd nadert, en dit bereik je door hen positief te benaderen. In de trainingen zijn er meestal een paar punten waarop we de nadruk leggen. In de kleine partijen kan dit, zoals gezegd, het een-tegen-een-duel zijn en daarnaast het positiekiezen. Wanneer het aandachtspunt is dat de keeper meer lef moet tonen in het aanvallen van de bal in een-tegen-een-duels, dan is het helemaal niet erg als het fout gaat. Stel dat een keeper de bal aanvalt, maar net te laat is, dan zie ik dat niet als fout, maar draai ik het juist om: ‘goed dat je de bal durft aan te vallen, maar je kwam net tekort’. Keepers moeten op trainingen uit hun comfortzone durven komen, want als je het daar niet doet, zul je het in een wedstrijd helemaal nooit doen.”

“STEEDS AANGEVEN WAT DE KEEPERS MOETEN DOEN IS NIET ALTIJD HET BESTE, OMDAT ZIJ UITEINDELIJK ZELF DE KEUZES MOETEN MAKEN IN HET VELD”

Vragen

In het bespreken van de trainingsmomenten staat bij de ex-profkeeper een aantal vragen centraal. “Wat ik de keepers vaak vraag is waarom een bal erin ging en wat zij kunnen doen om te voorkomen dat de bal er de volgende keer weer ingaat. Deze vragen neem ik altijd als uitgangspunt, maar werk ik in wedstrijdanalyses en soms bij het bespreken van grote partijen op training, wanneer de keepers weinig te doen krijgen, uiteindelijk veel verder uit. Bij een tegengoal of een gevaarlijke situatie wordt elke stap waarin er zich een keuzemoment voordeed geanalyseerd.” Omdat Heijblok een mooi voorbeeld heeft van een situatie die zich heeft voorgedaan in een wedstrijd, wordt er een klein uitstapje naar een wedstrijdmoment gemaakt. “In de wedstrijd van onze O17 tegen Feyenoord werd er gescoord doordat de verdediger te kort terugkopte naar de keeper, maar waarbij de keeper naar mijn mening niet buiten zijn zestien moest uitkomen om de fout van de verdediger te herstellen. Een betere keuze was geweest om de situatie te laten oplossen door een andere verdediger die nog meeliep. Het antwoord op de vraag waarom de bal erin ging, is vrij simpel, en ook wat de keeper de volgende keer anders kan doen: niet uitkomen, maar ruimte wegnemen naar achter en de situatie laten oplossen door de verdediger. Mocht dit de verdediger niet lukken, dan heeft de keeper altijd nog een kans in een een-tegen-een-duel of schot op doel.”

“Veel interessanter en leerzamer is het echter om te kijken en te bespreken welke keuzemomenten er in welke situaties vooraf zijn gegaan. Dit begint met het moment waarop er voorin balverlies werd geleden en de lange bal werd gespeeld: hoe was bijvoorbeeld de positie van de keeper op dat moment ten opzichte van de bal en de tegenstanders en medespelers? En hoe stond de restverdediging?

Heeft de keeper ervoor gekozen zijn rechtsback naar binnen te coachen om alvast te anticiperen op balverlies aan de linkerkant? Vervolgens kan een verklaring waarom de keeper uitkwam, maar te laat was, zijn dat zijn positie niet aanvallend genoeg was. In dit geval was zijn keuze om ver voor het doel te spelen echter goed en dus ga je door naar het keuzemoment om uit te komen. Vragen die dan bijvoorbeeld relevant zijn: heb je gezien hoe dichtbij de aanvaller bij de bal was en heb je de positie van de verdediger goed ingeschat? Uiteindelijk kom je dan tot de conclusie dat het een betere keuze was geweest om de verdediger te coachen dat hij voor de bal moest gaan en zelf ruimte weg te nemen naar achter. Deze conclusie was ook al getrokken na alleen de ‘waarom-vraag’, maar op deze manier heb je wel de complete situatie in beeld gebracht en leert de keeper meer.”

Duidelijk is dat Heijblok kijkt naar de situaties die zich vooraf aan het tegendoelpunt hebben voorgedaan. In trainingspartijen waarin de ene situatie razendsnel volgt op de andere is dit niet altijd mogelijk en ook niet wenselijk. “Om ervoor te zorgen dat de keeper niet te veel informatie krijgt waarmee hij zich moet bezighouden, richt ik me tijdens de training voornamelijk op de aandachtspunten die tijdens de training centraal staan. Als de keeper bezig is zijn keuzes in de eentegen-een te verbeteren en daardoor een keer vergeet een verdediger te coachen, waardoor er gescoord wordt, is dit helemaal niet erg. Ik benoem het wél, omdat je uiteindelijk streeft naar een situatie dat een keeper álles goed doet, maar ik maak het niet belangrijk. Dit geldt overigens ook voor de teamtraining. Wanneer we met het team bijvoorbeeld tijdens een oefening bezig zijn om de opbouw te verbeteren, dan ligt de aandacht daarop en is het afronden van de aanvallers even minder belangrijk.”

Hoge ballen

Hoe belangrijk het is om als keeper op een goede manier te worden betrokken bij de groepstraining, geeft Heijblok aan in een ander voorbeeld. “Om hoge ballen te trainen, die voortkomen uit corners, voorzetten en vrije trappen, heb je uiteindelijk spelers nodig. In de keeperstraining kunnen we dit droog opbouwen: voor weerstand in duels en voor de timing kunnen de andere keepers meespringen of gebruiken we poppen, maar om wedstrijdsituaties echt na te bootsen en ook de samenwerking met de verdediging te verbeteren moet je deze situaties laten terugkomen in de teamtraining. Het maakt een groot verschil of er een ‘droge’ corner wordt genomen of dat er zowel aanvallers als verdedigers bijstaan. De keeper wordt gedwongen in zijn timing complexere keuzes te maken, in plaats van alleen de bal voor of achter een pop te onderscheppen, en kan er ook voor kiezen de bal te laten wegwerken door een verdediger.”

Om te bewerkstelligen dat deze situaties in de training in praktijk worden gebracht is het voor de keeperstrainer van belang hierin initiatief te nemen. Over het algemeen kan namelijk worden geconcludeerd dat er door veel keeperstrainers nog te veel droog op hoge ballen wordt getraind. “Een goede manier om te zorgen dat de hoge ballen terugkomen in de groepstraining, is om elk (groot) partijspel te laten beginnen met het nemen van drie corners. Hierin kan de keeperstrainer de coaching van de keeper, in samenwerking met zijn verdediging, op zich nemen en de hoofdtrainer of assistent-trainer de coaching van de aanvallers. Mijn ervaring is dat de meeste trainers hiervoor openstaan, zolang je ze maar wijst op hoe belangrijk het is dat de keepers onder weerstand komen tijdens trainingen. Ze eisen veel van de keeper in de wedstrijden en uiteindelijk worden ze afgerekend op wat ze laten zien tussen de vier lichtmasten, maar het is essentieel voor de ontwikkeling van de keepers dat op de trainingen voorwaarden worden gecreëerd.”

Telefoon

Naast de beschreven invloed van de keeperstrainer tijdens partijspelen en hoge ballen, heeft de 41-jarige Heijblok een interessante manier waarop hij invloed kan uitoefenen tijdens afwerkvormen. Bij deze vormen gaat hij vaak achter de goal van de keeper staan om te filmen met zijn telefoon. Bij Ajax worden alle trainingen van de jeugd gefilmd en kunnen dus na de trainingen alle acties worden teruggekeken. Er wordt van grote afstand gefilmd waardoor details vaak niet goed in beeld kunnen worden gebracht. “Het tapen van de keepers met een telefoon heeft twee grote voordelen. Ten eerste kan ik de techniek van de keeper goed in beeld brengen. Wat ik hierbij het belangrijkste vind is dat de keeper klaar staat op het moment van het schot: heeft hij genoeg voorspanning en is hij met beide voeten op de grond op het moment dat het schot vertrokken is? Soms zie je keepers een hupje maken op het moment van schieten en wanneer je een filmpje maakt en deze vertraagd afspeelt, is vaak te zien dat zij nog in de lucht zijn op het moment dat het schot al vertrokken is en hierdoor pas later kunnen reageren. Hier kan ik de keepers op het veld direct mee confronteren en dit is een ander voordeel: ze kunnen direct met de feedback aan de slag gaan.” Omdat iedere keeperstrainer wel over een mobiele telefoon beschikt, kan dit ook voor amateurtrainers een handige tool zijn. Een andere ‘tool’ die Erik Heijblok weleens gebruikt is zijn eigen dominantie. “Wat ik zo nu en dan doe bij vormen waarin aanvallers tegen verdedigers spelen, is zelf op doel staan en dan vooral heel nadrukkelijk te gaan coachen. De keepers kunnen dan kijken en luisteren naar wat ik op welk moment zeg en hoe ik dat zeg. Ze kunnen op deze manier ervaren hoe belangrijk het is om dominant te coachen.” Al met al is in het relaas van Heijblok duidelijk naar voren gekomen dat een keeperstrainer op vele manieren invloed kan hebben op de ontwikkeling van de keepers tijdens de teamtraining en dat het vak van keeperstrainer absoluut meer inhoudt dan een half uurtje specifieke keeperstraining geven.

Vorig artikelHet verweven van mentale vaardigheden in de training (Preview)
Volgend artikelRaimond van der Gouw: De verschillen in werken met jonge en meer ervaren keepers