TEKST: ANDRE KRUL | BEELD: KNVB MEDIA, SHARON ENGERS

De snelle verplaatsing in het doel, reactievermogen, meevoetballen, de juiste uitvoering van het blok en het juiste moment hierbij kiezen: het is een greep uit aspecten waar zaalkeepers veel mee te maken krijgen. Veldkeepers kunnen hier hun voordeel mee doen door regelmatig in de zaal te trainen. Dat is de stellige overtuiging van keeperstrainer Arjan Heerland, ondersteund door Manuel Kuijk, één van zijn doelmannen bij het nationale zaalvoetbalelftal.

Zaalvoetbal is in essentie de sport die veldvoetbal het meest benadert, hoewel er wel degelijk veel verschillen zijn. KeepersMagazine vroeg zich af in hoeverre dit voor de keepers geldt en sprak met Arjan Heerland en Manuel Kuijk. Beide ‘keepersdieren’ zijn begonnen als doelman in het veldvoetbal en zijn zodoende bij uitstek in staat om over de overeenkomsten en verschillen te praten en te kunnen duiden op welke manier zaalvoetbal voordelig kan zijn voor veldkeepers.

Snelle verplaatsing

Manuel Kuijk in actie

Heerland geeft aan dat hij tijdens keeperstrainingen heel erg de nadruk legt op het snel verplaatsen om vervolgens op de juiste positie in of voor het doel uit te komen. Volgens Kuijk zelfs tot in den treure, maar hij merkt dat het resultaat heeft in de wedstrijden. Heerland: “Dit is geen invloed die vanuit de zaal overgewaaid is naar het veld, het is immers al heel lang bekend dat dit ook nodig is op het veld, maar het is wel zo dat je in de zaal meer kunt zien wat het rendement erachter is. In de zaal heb je namelijk heel veel lage voorzetten, die vanaf het gebied bij de eerste paal worden teruggetrokken naar de tweede paal. Op het veld komen deze situaties minder voor, maar het zou wel iets kunnen zijn waar meer aan gewerkt kan worden.”

Wat Heerland vooral bedoelt, is dat de keeper vlak voordat de bal gespeeld wordt al leest waar de bal heengaat, om vervolgens met een razendsnelle verplaatsing kort op de tegenstander te komen. En zo kort dat de speler nauwelijks iets anders kan dan de bal tegen de keeper aanschieten (zie video op website). Naast de snelheid van verplaatsing is de manier waarop de doelman zijn doel verkleint van essentieel belang. Het gaat hierbij om de juiste uitvoering van het blok. Volgens Heerland is dit blok wél iets wat vanuit de zaal is overgewaaid naar het veld, maar bij de uitvoering van de techniek en het bepalen van het juiste moment om deze in te zetten, ziet hij bij veldkeepers nog veel fout gaan.

Onpasseerbaar in 1:1-duels

“Tegenwoordig zie je vooral jeugdkeepers om de haverklap in een blok komen, maar vaak is de uitvoering niet goed of kiezen ze het verkeerde moment. Zo zetten ze bijvoorbeeld een blok in, terwijl de tegenstander met de bal nog op zo’n twee of drie meter staat en dan is het kansloos.” Wanneer de keeper niet kort genoeg op de aanvaller en de bal komt, maar wel al een blok inzet, is het vaak voor de aanvaller een koud kunstje om de bal langs de doelman in het doel te plaatsen of om hem heen te gaan. Doordat de keeper zich vastzet, heeft hij niet meer de mogelijkheid om nog te reageren en kan hij alleen met ‘geluk’ redden, aangezien de bal tegen hem aangeschoten wordt.

ARJAN HEERLAND: “TEGENWOORDIG ZIE JE VOORAL JEUGDKEEPERS OM DE HAVERKLAP IN EEN BLOK KOMEN, MAAR VAAK IS DE UITVOERING NIET GOED OF KIEZEN ZE HET VERKEERDE MOMENT”

Heerland: “Wat ik ook regelmatig zie gebeuren is dat keepers snel hun doel uitkomen, maar niet gewend zijn om op het juiste moment en de juiste manier af te remmen, waardoor ze vaak te laat stilstaan en de bal door de benen geschoten wordt. Wanneer keepers de techniek niet goed beheersen is het blok geen handig wapen.” Volgens Kuijk is de timing cruciaal en leerde hij dit pas toen hij in de zaal ging trainen. “Op het veld heb ik voornamelijk geleerd om in 1:1-situaties de aanvaller op te houden, met hem mee te bewegen en op het juiste moment te reageren. Toen ik in de zaal veel op het blok ging oefenen, de technische uitvoering onder de knie kreeg en het moment van inzetten steeds beter ging inschatten, werd ik op het veld voor mijn gevoel onpasseerbaar in 1:1-duels.”

Internationaal niveau

In het ‘zaalblok’ gaat het erom dat de keeper zo snel mogelijk kort op de tegenstander komt en zich daarbij zo groot mogelijk maakt. Het bovenlichaam moet rechtop blijven, terwijl de benen altijd gesloten moeten zijn. Een lenige keeper kan gebruik maken van een soort split, dit doet Manuel Neuer bijvoorbeeld op het veld, terwijl een minder lenige keeper een been gebogen naar de grond brengt om te zorgen dat de benen gesloten zijn.

Kuijk vertelt in welke situaties welk been ingezet moet worden. “Komt de speler bijvoorbeeld vanaf rechts op het doel af en heeft hij de bal aan zijn rechtervoet, dan is het bij ons gebruikelijk dat het rechterbeen naar de grond wordt ingezet, zodat de bal niet met een curve richting de verre hoek om je heen gespeeld kan worden. (zie afbeelding 1). Door met het bovenlichaam goed rechtop te blijven, wordt de korte hoek dichtgezet. Wordt de bal met links geschoten, dan wordt het linkerbeen ingezet (zie afbeelding 2).

Afbeelding 1: de bal kan vanuit deze hoek met het rechterbeen
onmogelijk worden binnengeschoten
Afbeelding 2: de bal kan niet met het linkerbeen om de keeper
heen gecurved worden

Heerland haakt hierop in. “Omdat de bal dan in een rechte lijn geschoten wordt, komt deze als het ware toch wel langs je, wanneer het schot in de verre hoek wordt geplaatst. De bal komt dan óf tegen je lichaam aan óf wordt voorlangs geschoten. Er moet daarom voornamelijk voor worden gezorgd dat de korte hoek wordt dichtgezet. Dit doe je door frontaal te blijven met je lichaam en goed positie te kiezen. We praten over internationaal niveau en omdat het spel zo snel gaat, zijn dit in principe standaardregels, tenzij een speler in een bepaalde situatie net iets anders uitkomt. Op de niveaus onder de Eredivisie en Eerste Divisie doen veel keepers, in de goede zin van het woord, maar wat.”

“Daar zijn ook keepers die altijd alleen hun rechter- of linkerbeen inzetten, hetzelfde wat sommige doen met het scheppen van een lage bal op het veld, vaak omdat er niet op getraind wordt”, vult Kuijk zijn keeperstrainer aan. De Eindhoven-goalie geeft hiermee al aan hoe belangrijk het is om op de techniek te trainen. Heerland: “Omdat keepers in de zaal heel veel in deze situaties komen en het veel sneller gaat, ben ik er honderd procent van overtuigd dat keepers veel voordeel kunnen halen uit trainingen en wedstrijden in de zaal. Op deze manier zullen ze steeds meer feeling krijgen voor het juiste moment om in het blok te komen en zal ook de technische uitvoering beter worden.”

Armen meezwaaien

Voor zowel Kuijk als Heerland is Onana een goed voorbeeld van een keeper die het blokken goed beheerst. “Hij wacht lang, blijft rechtop en zorgt ervoor dat -ie op de aanvaller zit”, aldus Kuijk. Een voorbeeld van een verkeerde uitvoering is de eerste goal die Oekraïne-doelman Georgi Bushchan in de kwartfinale van het EK incasseerde tegen Engeland (zie afbeelding 5). “Wat je bij Bushchan ziet, is dat hij in eerste instantie te langzaam uitkomt, waardoor hij niet kort genoeg op Harry Kane kan komen en de ruimte tussen de bal en hemzelf daardoor vrij groot is”, legt Heerland uit. De doelman van Dinamo Kiev herkent in deze situatie dus te laat het moment om in een blok te komen. Daarnaast gaat er in de uitvoering ook iets fout, vindt Manuel Kuijk. “Op het moment dat Kane schiet, draait Bushchan zijn bovenlichaam weg en daarom gaat de bal via zijn borst de korte hoek in.”

MANUEL KUIJK: “OP HET MOMENT DAT KANE SCHIET DRAAIT BUSHCHAN ZIJN BOVENLICHAAM WEG EN DAAROM GAAT DE BAL VIA ZIJN BORST DE KORTE HOEK IN”

Afbeelding 5: doelman Georgi Bushchan komt te laat in een blok en
draait zijn bovenlichaam weg, waardoor de bal via zijn borst in het
doel belandt (Bron: NOS Sport)

Zoals gezegd is het in het blok belangrijk dat de keeper zijn bovenlichaam rechtop houdt, om zodoende een zo groot mogelijk deel van het doel af te schermen. De Oranje-international legt uit hoe belangrijk de armen hierbij zijn: “Wat ik bij een blok doe, is mijn armen meezwaaien naar voren. Het gevaar wanneer je dit niet doet en je je armen langs je lichaam laat hangen, is dat je met je lichaam wegdraait wanneer er geschoten wordt, zoals Bushchan overkwam. Zwaai je de armen mee naar voren, dan blijft je lichaam automatisch rechtop en naar voren gericht. Een ander voordeel is, dat wanneer de bal nu tegen een van mijn armen aankomt, de bal door de snelheid van de zwaai vaak ver uit het doelgebied wordt weggewerkt. Laat je daarentegen de armen langs het lichaam hangen, dan bestaat de kans dat de bal via je arm naar achteren rolt, waar een tegenstander kan staan om de rebound binnen te schieten.”

MANUEL KUIJK: “BIJ EEN BLOK ZWAAI IK MIJN ARMEN MEE NAAR VOREN”

Voor gek verklaard

Het is duidelijk dat trainen en spelen in de zaal voor Heerland en Kuijk grote voordelen heeft wat betreft het blokken in een 1:1-duel. Ook met betrekking tot het meevoetballen vindt Heerland dat keepers er een groot voordeel uit kunnen halen. Hij onderstreept dit met een bijzondere anekdote: “Toen ik gestopt was met veldvoetbal en al twee jaar lang alleen maar in de zaal speelde, werd ik door Marken, dat met blessureleed bij de keepers kampte, gevraagd om een belangrijke wedstrijd tegen Lisse te spelen. Lisse wist dat ik ritme op het veld miste en begon bij elke terugspeelbal als een gek druk te zetten. In mijn optiek kwamen ze steeds met z’n drieën op me afstormen, maar eigenlijk moest ik erom lachen. Ik had voor m’n gevoel zoveel tijd en de ruimtes waren zo groot dat ik er steeds heel makkelijk onderuit kon spelen, en na drie of vier keer druk zetten kwamen ze ook niet meer. Omdat ik in de zaal gewend was om positiespelletjes mee te spelen in hele kleine ruimtes en waar de bal heel snel rond gaat, merkte ik dat ik hier op het veld veel voordeel van had.

Daarnaast worden de ballen in de zaal vaak van korte afstand keihard op de keepers afgevuurd. De dokter van het nationale elftal, die in de warming-up eens achter het doel ging staan, verklaarde Kuijk voor gek, maar het is onmiskenbaar dat het zeer goed is voor het trainen van het reactievermogen én het durven wachten op het schot.

“Keepers die van jongs af aan de harde schoten in de zaal gewend zijn, hebben hier natuurlijk een voordeel van wanneer zij de stap naar het veld maken, waar de ballen vaak minder hard en van verder op doel geschoten worden”, zegt Heerland.

Gianluigi Donnarumma

Omdat de doelen in de zaal een stuk kleiner zijn, zal een keeper niet of zelden gokken. Arjan Heerland: “Als Manuel een doelpunt tegen zou krijgen, zoals Donnarumma op het EK tegen Spanje, die al in de hoek lag voordat Morata schoot, zou ik echt zeggen: ‘Wat doe jij nou?’, omdat het in de zaal niet nodig is om te gokken.” Kuijk: “Ik zal inderdaad nooit gokken, maar ben wel bezig met lezen. Soms zet een verdediger een bepaalde hoek dicht, waardoor ik al kan anticiperen op de andere hoek.” Waar er door veldkeepers met enige regelmaat wordt gegokt, zal dit in de zaal nauwelijks voorkomen en dus kan er gesteld worden dat keepers die de stap van de zaal naar het veld maken, meer zijn ingesteld op het wachten op het schot en door het ontwikkelde reactievermogen hier ook meer vertrouwen in zullen hebben.

Ondanks alle voordelen die het keepen in de zaal heeft, zijn Heerland en Kuijk het er unaniem over eens dat er altijd een link moet blijven naar het veldvoetbal. Heerland hierover: “Toen ik na lange tijd alleen in de zaal getraind en gespeeld te hebben weer het veld op ging, merkte ik, dat toen ik uit mijn doel kwam in een 1:1-situatie en de bal langs me heen gespeeld werd, de bal niet naast ging, zoals ik verwachtte, maar de bal maar liefst een meter van de paal af binnenvloog. Dit kwam natuurlijk doordat ik een veel kleiner doel gewend was. Verder kwam ik als een zoutzak van de grond af bij voorzetten, omdat in de zaal de sprongkracht niet belangrijk is en er dus ook niet op getraind wordt. Zolang een veldkeeper de focus blijft houden op het veld, maar daarnaast regelmatig in de zaal traint, ben ik ervan overtuigd dat hij dit in z’n rugzak meeneemt naar het veld en hier zeker baat bij heeft.”

ARJAN HEERLAND: “TOEN IK NA LANGE TIJD ALLEEN IN DE ZAAL GETRAIND EN GESPEELD TE HEBBEN WEER HET VELD OP GING, KWAM IK ALS EEN ZOUTZAK VAN DE GROND AF BIJ VOORZETTEN”

Arjan Heerland (41) speelde jarenlang in de top van het zaalvoetbal, schopte het tot 65 interlands en is sinds drie jaar de keeperstrainer van het nationale elftal. Hij speelde in de jeugd van FC Volendam, maar zag in dat hij mede door een gebrek aan lengte niet de top zou halen op het veld. Naast trainer is Heerland eigenaar van keepershandschoenen.nl en keepersschool Goals United en bekend van De Showkeepers Podcast. Manuel Kuijk (26) speelde tot dusver 37 interlands en komt in clubverband uit voor de zaalvoetbaltak van FC Eindhoven. Kuijk begon op het veld bij Longa’30 uit Lichtenvoorde, maar is zich in zijn tienerjaren meer en meer gaan specialiseren in het keepen in de zaal. Via LZV en ZVV ’t Knooppunt kwam hij in 2018 bij FC Eindhoven terecht. Daarnaast werkt hij als docent lichamelijke opvoeding op een basisschool in Ede. Voor zowel Heerland als Kuijk was de reden om de switch van zaal naar veld te maken het gebrek aan perspectief op het veld.

Vorig artikelRobert Enke: Een al te kort leven
Volgend artikelColumn Sjoerd Mossou: Alle keepers zijn gek