Bij de jeugdopleiding van Sparta proberen ze de keepers in dezelfde lijn te laten trainen als de spelers. In dit artikel legt keeperstrainer Marvin Straver uit hoe ze dit doen.

TEKST: PAUL VAN VEEN | BEELD: CARLA VOS/ COR VOS EN GERRIT VAN KEULEN

“Keepen blijft toch altijd een andere discipline dan die van de veldspeler. Je mag de bal natuurlijk als enige met de hand pakken, maar er zijn meer verschillen. Waar mensen vaak niet bij stil staan is dat je als keeper doelpunten vaak je in je eentje viert. ”Ook heb je bijvoorbeeld ook met meerdere trainers te maken. Niet alleen de individuele trainer (de keeperstrainer), maar ook de hoofdtrainer.”

De Sparta-keeper

“Ik ben hier afgelopen seizoen gestart als trainer en we zijn aan de slag gegaan om een verbeterd plan voor het opleiden van keepers te maken. Dat begint, net zoals bij veldspelers, dat je voor jezelf duidelijk moet hebben wat voor keepers we bij Sparta willen opleiden. Dat bepaal ik natuurlijk niet alleen, dat bespreek je met veel andere trainers.

“Wij zien een Sparta-keeper als een keeper die behalve het goed tegenhouden van ballen, ook een keeper is die ver voor het doel meedoet, daarin zijn laatste lijn kan ondersteunen, voetballend een bijdrage kan leveren en actief is in de coaching. We willen dat keepers atletisch vermogen hebben, maar ook dat ze met inzicht en verstand goede keuzes kunnen maken. We willen jongens met een goede ‘kop’ hebben en met een intrinsieke motivatie om beter te worden. Uiteindelijk willen we vuur in de ogen zien om elke bal te willen stoppen.”

Zelf ervaren

“Op het moment dat je ergens begint, start je natuurlijk met de manier van trainen zoals je het zelf altijd gedaan hebt. Door met elkaar te praten ga je dat ontwikkelen en aanpassen aan de Sparta-manier. Het belangrijkste verschil dat we gemaakt hebben is dat we keepers niet meer voorzeggen hoe ze moeten keepen. Als je bijvoorbeeld praat over het insnijden van de bal, dan zag je vroeger dat een keeperstrainer dat stap voor stap ging uitleggen hoe je dat als keeper moet doen. Vanuit een goede uitgangspositie waarin je ‘klaar’ staat, moest je dan een stap schuin vooruit doen, twee handen naar voren strekken en zo schuin de bal aanvallen. Met andere woorden: alles werd in kant-en-klare brokken voorgezegd.”

“Het grote nadeel aan deze methode is dat je geen besef krijgt bij de keeper. Hij weet niet waarom hij iets doet en die manier is niet iets dat hij van nature doet.”

“Wij doen het nu anders. Om in dit voorbeeld te blijven, gaan we niet meer zeggen hoe een keeper het exact moet doen, maar maken we een oefenvorm waarin hij achter een pylon moet beginnen, we zetten schuin voor het doel een vak uit en dan wordt er een bal op doel geschoten die de keeper in dat vak moet onderscheppen. Als dat lukt, dan verdien je een punt. We gaan dan niet zeggen hoe hij het moet doen, maar laat hem eerst zelf maar eens ervaren hoe hij die bal in dat vak het beste kan pakken.”

“Gaandeweg ga je natuurlijk steeds meer vragen stellen. Waarom heb je deze keuze maakt? Waarom doe je dit? Daardoor prikkelen we keepers steeds om over hun keuzes na te denken en eventueel andere dingen te proberen.”

Uitdaging

“Belangrijk voor iedere sporter, dus ook voor voetbalkeepers, is dat de training interessant en uitdagend is. We kunnen wel elke keer hetzelfde doen, maar dan zijn de keepers er op een gegeven moment ook klaar mee. Dus we proberen vaak de vorm iets anders aan te bieden en er bijna altijd iets in de vorm van een wedstrijdje of een puntensysteem aan te koppelen.”

“Op die manier kun je oefenvormen ook voor verschillende groepen gebruiken. Als je een goede oefening hebt, dan kun je deze bij de O8 gebruiken, maar ook bij de O16. Je kunt dit doen door de afstand, de tijd, de ruimte, de drukmomenten of externe prikkels te wijzigen. Als je bijvoorbeeld een drukmoment hebt, dan laat je de keeper van de O8 op een metertje of tien drukzetten, maar bij de O16 is dat misschien nog maar vier meter. Op die manier verhoog je de weerstand steeds, wordt de balbehandeling van de keeper vanzelf beter en ga je ook steeds sneller handelen en denken.”

Thema

“Het thema van de trainingen is zeker niet zomaar lukraak gekozen. Binnen de opleiding van Sparta is er een planning opgesteld. Elke week staat dus in het teken van een soort thema. Op het moment dat we het thema van verdedigen naar aanvallen trainen, dan trainen we de keepers op dat thema. We hebben binnen Sparta de vertaling gemaakt naar de keeperstraining. Stel het thema is omschakelen van verdedigen naar aanvallen, dan betekent dat voor de keeper dat ze de bal moeten pakken en een hele snelle spelvoortzetting (zoals worp, trap of rollen) doen. Zo kun je bijvoorbeeld de keeper een bal laten pakken, dan moet hij binnen vier seconden in een vak zijn en van daaruit moet de bal geworpen worden.”

“Als ze dan in de groepstraining meedoen, dan doen ze meteen in hetzelfde thema mee. Zeker voor de oudere keepers is dat belangrijk. Immers, uiteindelijk telt de wedstrijd en in de groepstraining kun je de wedstrijd het beste nabootsen. Daar ben ik dan ook bij en daar heb ik de mogelijkheid om trainingen te onderbreken als ik iets wil coachen. Daar coach ik dan de keepers, maar dat kunnen soms ook de verdedigers zijn. Je bent namelijk één team en je bent samen bezig om doelpunten te voorkomen. Dan richt ik me in de groepstraining voornamelijk op de coaching.”

Nieuwe ontwikkelingen

“Daarnaast zijn we steeds bezig met nieuwe ontwikkelingen. Stel ik wil een 1-tegen-1 trainen, dan zie je vaak een keeper tegen een andere keeper spelen, die dan even de rol van aanvaller aanneemt. Maar een keeper is natuurlijk wat anders dan een echte aanvaller, dus ga je nooit de acties krijgen zoals je deze op zaterdag ook krijgt. Daarom hebben we een situatie gecreëerd waar ik een aantal spelers mag vragen voor de keeperstraining, zodat de keepers onder de hoogste weerstand worden uitgedaagd”

“Daarnaast probeer ik nieuwe methodes te integreren in de training. Ik gebruik twee GoPro-camera’s die ik rondom de training neerzet waarmee de training gefilmd wordt. Ik zoek later beelden van deze training uit, waar ze iets beter kunnen doen of juist goed doen, die voorzie ik van tekst en stuur ik naar de keepers (en de trainers). Op de training kan ik door middel van mijn stem coachen, ik kan het voordoen, maar nu zien ze het ook nog eens op video. Natuurlijk hebben we ook situaties van wedstrijden, maar dan heb je als keeperstrainer maar een beperkt aantal momenten, terwijl in de keeperstraining je de keepers heel vaak in een bepaalde situatie kunt laten komen.”

“Ten derde gaan we met de O12 dit seizoen iets proberen. Vaak merk je dat keepers het veld opkomen en je dan vragend aankijken wat we vandaag gaan doen. Met andere woorden: jij bent de projectleider. Eigenlijk is dat best raar. Het is hun proces om in Het Kasteel of bij een andere club in het betaald voetbal te komen. Dus ze moeten zelf leider van dat project zijn. In plaats van projectleider, word ik dan een procesbegeleider. Waar we naartoe willen is dat zij op het veld komen en tegen mij gaan zeggen waar ze aan willen gaan werken. Natuurlijk moet dit binnen bepaalde kaders zijn (bijvoorbeeld binnen de thema’s van die week), maar hierdoor gaan ze uiteindelijk zelf bewust nadenken waar ze vandaag op willen trainen. Zo maken we ze bewust van hun eigen traject en proces en ben ik daar om ze te helpen en tools aan te bieden.”

De eerste ervaringen met impliciet leren

“Nu we aan de slag zijn met impliciet leren, is dat ook hetgeen me het meest opvalt. Als ik bijvoorbeeld een oefening neerzet waarin ze het zelf moeten oplossen, zie je dat de meeste keepers meteen al vragen: hoe moet ik dat dan doen? Ik zeg dan altijd: ga het eerst maar eens ervaren. Je ziet daarbij een aantal keepers die het meteen juist toepassen, terwijl anderen er meer moeite mee hebben en hun eigen weg nog moeten zoeken. Belangrijk is dat je ze als trainer de gelegenheid geeft die eigen weg te vinden. Er is namelijk niet echt iets goed of fout. Het gaat erom dat ze de bal insnijden en hoe ze dat dan doen, dat maakt niet zoveel uit. En als ze het heel inefficiënt gaan doen of er echt helemaal niet zelf uitkomen, dan ben ik er natuurlijk altijd om te helpen.”

“Een ander voordeel van deze methode is dat ze op deze manier een stuk creativiteit ontwikkelen. Dat wil je graag zien. Wat je vaak ziet is dat een speler enorm creatief in de opleiding komt. Ze kunnen en willen van alles, maar je ziet dan, dat dit tijdens de opleiding steeds meer afgenomen wordt. Ze moeten steeds meer bepaalde dingen doen en vooral ook dingen niet doen. En dan zeggen we met zijn allen op zijn 19e dat hij creativiteit mist. Maar dat heb je in de jaren ervoor vaak zelf afgebrokkeld als trainer. Bij deze manier van werken zie je spelers blij en enthousiast zijn als iets lukt. Ze hebben het dan voor hun gevoel echt zelf uitgevonden.”

“Een ander voorbeeld is de vraag hoe keepers hun handen moeten houden. Doe een rondje langs de keeperstrainers en ze hebben allemaal een uitgesproken (andere) mening. In onze ogen gaat het er helemaal niet meer om hoe je precies je handen moet houden. Zeker omdat iedereen iets anders vindt, lijkt er dus helemaal geen ‘juiste’ manier om je handen te hebben. Bij ons mag een speler dat op zijn eigen manier ontwikkelen. Maar wat ik wel vind is dat ik de binnenkant van je handen moet kunnen zien. Want als ik de voorkant van je handen zie, moet je eerst nog je handen omhoog brengen of draaien en dan denk ik dat je vaak te laat bent. Dus dat is dan ook precies wat we zeggen: het maakt niet uit hoe je je handen houdt, als ik maar de binnenkant van je handen zie.”

“Een ander voorbeeld is dat wanneer je je rechterarm gebruikt als je naar links duikt. Als je dit aan mij zou vragen, dan zeg ik dat als de bal boven je hoofd komt, dat je dan je arm moet overpakken, want dan kom je met je andere hand hoger. Is hij onder je hoofd, dan moet je eigenlijk je andere hand gebruiken. Maar dat zeg ik niet tegen de keepers, ik laat het ze ervaren. We geven veel ballen in die zone boven het hoofd en dan komen ze er vanzelf achter dat ze er met links niet bij kunnen, maar met rechts wel. Als ze daar niet zelf achter komen, dan vraag je als trainer: wat zou je eventueel anders kunnen doen om die bal wel te pakken. Dan komen ze zelf echt wel met het antwoord dat ze hun andere hand kunnen gebruiken. Dat ga je dan proberen. En als ze dat doorhebben, dan gooi ik bewust de bal weer wat lager en kijk hoe een keeper dan handelt. Dat zijn dingen waar je elke keer mee kan spelen, zodat ze zelf gaan ervaren welke keuze ze moeten gaan maken. Dat is het leukste wat er is.”

Prikkel

“Immers, je probeert keepers iedere keer weer een prikkel te geven waarin het net iets anders is. Steeds als ze denken dat ze er zijn, komt er weer een prikkel waardoor het heel anders is. We willen natuurlijk keepers opleiden zodat ze op een zo hoog mogelijk niveau kunnen spelen. Om dit te bereiken willen we de druk en het aantal stressmomenten op de training dermate verhogen, zodat deze hoger liggen dan in de wedstrijd. Op het moment dat de keepers ervaren dat het trainingsniveau hoger ligt dan in de wedstrijd, dan zullen ze uiteindelijk in de wedstrijd ook beter gaan presteren.”

“Een ander mooi voorbeeld was onlangs bij de O14: zij speelden een 4-tegen-4 met 2 kaatsers op de achterlijn. De keepers van de O14 zeggen nog niet heel veel qua coaching. Ik ging in het doel staan bij een van de keepers en ik ging hem steeds bevragen. Zie je die vrij staan? Wat moet die verdediger doen? Wat moet je dan zeggen? Na de training vraag ik hem hoe hij het ervaren heeft. Hij gaf aan dat hij het heel moeilijk vond. Hij was zo druk met coachen dat hij zijn eigen handelingen vergat. Terwijl je in de wedstrijden toch beide moet doen. Nu maak ik het extra moeilijk voor hem, want hij werd onrustig en je zag de stress in de ogen. Maar door hem uit te dagen het beide te doen, zal hij het later beter gaan beheersen.”

“Je kunt ook de druk verhogen door er bijvoorbeeld competitie-elementen aan toe te voegen. Zo kun je in een oefenvorm keepers bijvoorbeeld punten laten scoren. Hierbij kun je ervoor kiezen dat de verliezer extra werk moet verrichten of juist een beloning voor de winnaar: bijvoorbeeld een cadeau aan het eind van het jaar.”

Extra element

“Door bij de groepstraining aanwezig te zijn, kun je ook extra elementen toevoegen aan oefenvormen. Zo zag ik een keer een 1-tegen-1-oefening waar twee goals met twee keepers op 90 graden stonden, waarbij de regel was dat als de keepers de bal hadden, ze deze gewoon weer aan de spelers moesten geven. Daar kun je vrij eenvoudig een element aan toevoegen. Bijvoorbeeld kun je de keeper de bal laten werpen/schieten op de andere keeper als deze de bal houdt. Hier kun je dan ook weer een puntentelling aan verbinden. Vaak kun je de vorm net even iets aanpassen, waar de keeper dan in een bepaalde situatie komt en ook nog een bepaalde handeling moet verrichten, waardoor hij niet alleen maar op doel staat om een bal tegen te houden. Dat is namelijk vaak wel een risico als keepers meedoen met de groepstraining. Een tip voor de (veld)trainers is om wat vaker aan de (vervolgactie van de) keeper te denken in hun oefenvormen. Vaak is het maar een kleine aanpassing. Of laat de vorm beginnen met een worp of pass van de keeper.”

“Veel keeperstrainers denken er wel over na, maar vinden het moeilijk om het voor elkaar te krijgen in wedstrijdsituaties te trainen. Maar als je echt iets wilt, dan kun je er ook voor zorgen. Bij Sparta hebben we een aantal zaken relatief snel voor elkaar gekregen.”

Combinatie

“Probeer keepers individueel te trainen, want dat hebben ze ook nodig, maar zoek ook de koppeling naar de groep. Voorkom dat je die keeperstrainer bent die altijd ergens achter op een bijveldje staat. Probeer altijd vanuit de zestienmeter te trainen, die lijnen die daar staan zijn voor de keeper in de wedstrijd de richtlijnen op basis waarvan ze keuzes maken en waar ze ook tijdens de wedstrijd mee te maken hebben. En gebruik ook spelers, want daar krijg je ook mee te maken op zaterdag. Uiteindelijk blijft dat altijd je doel: keepers klaarmaken voor die wedstrijd op zaterdag.”

Vorig artikelMichel Veurink: Het belang van het individueel trainen van keepers en herhalen
Volgend artikelKevin van Veen: Keepen in de kleine ruimte