TEKST: ANDRE KRUL | BEELD: ED VAN DE POL FOTOGRAFIE
Keepers zijn gek. Keepers zijn eenlingen. Keepers zijn compleet ‘verrückt’. Het is een stereotype beeld dat aan de doelman blijft kleven. Maar hoe denken verdedigers nu eigenlijk over keepers? Wat vinden zij belangrijk in de samenwerking en wat verwachten ze van de doelman? Het zijn interessante vragen die worden voorgelegd aan oud-topverdediger Ron Vlaar.
‘De rol van de keeper? Totaal onbelangrijk!’, grapt de 32-voudig international als het interview wordt afgetrapt. Ron Vlaar wordt echter al snel serieus en vertelt uitgebreid hoe hij de rol van de keeper ziet en deze tijdens zijn carrière ervaren heeft. “Voor een verdediger is het heerlijk als een doelman veel hoge ballen uit de lucht plukt en hij je met zijn coaching scherp houdt.”
Slaapstand
Naast de standaardafspraken die tussen de verdedigers en keepers gemaakt worden, zoals op welk been er moet worden teruggespeeld, vindt de 36-jarige Vlaar het zeer belangrijk dat de keeper zich laat horen. “Wat ik vooral prettig vond van een keeper die achter me stond, is dat -ie continu aanwezig was. Het is natuurlijk heerlijk als iemand steeds aan het coachen is. ‘Stapje naar links’, ‘stapje naar rechts’, ‘vooruit’, ‘achteruit’; steeds triggers geven om alert te zijn, zodat je niet in de slaapstand terecht komt of toeschouwer wordt van de eigen aanval. Daar ben je natuurlijk zelf verantwoordelijk voor, maar hoe lekker is het als degene achter je daar continu scherp op is! Daarnaast heeft hij uiteraard nog meer overzicht.”
“HET IS HEERLIJK ALS IEMAND STEEDS AAN HET COACHEN IS. ‘STAPJE NAAR LINKS’, ‘STAPJE NAAR RECHTS’, ‘VOORUIT’, ‘ACHTERUIT’”
Zeker op het allerhoogste niveau maken details het verschil en kan een stapje naar rechts of links van een verdediger het verschil maken tussen een kans tegen krijgen en een kans verijdelen. Vlaar: “In mijn carrière was één van mijn sterke punten het positioneren en het lezen waar de bal ging komen. Maar omdat het spel onophoudend verandert en je als verdediger niet alles kunt zien, vond ik het toch lekker als ik door een keeper van achteruit gestuurd werd.” Voor Vlaar heeft het enorm geholpen dat hij in zijn eerste profjaren ervaren keepers achter zich had staan. “In mijn debuutseizoen in het betaalde voetbal bij AZ was Timmer de eerste keeper en toen ik op 20-jarige leeftijd naar Feyenoord ging, was dat Patrick Lodewijks. Vooral Lodewijks was verbaal onwijs aanwezig en dat heeft me heel erg geholpen in mijn ontwikkeling. Toen ik naar Engeland ging, was het voornamelijk een mentaal dingetje. Ondanks dat ik prima Engels spreek, is de voetbaltaal toch weer anders dan normaal Engels. Verder waren alle spelers nieuw. Dat was bij Feyenoord ook zo, maar in Nederland ken je alle spelers wel, in ieder geval van naam, terwijl ik bij Aston Villa bijna geen speler kende.”
Communicatie
Eén van meest bekende spelers die in die tijd bij de club uit Birmingham speelde, was toevalligerwijs een keeper: de Ier Shay Given. Hij moest na de komst van Vlaar echter al snel het veld ruimen voor de Amerikaan Brad Guzan, op dit moment spelend bij Atlanta United. De robuuste verdediger uit Hensbroek paste zich snel aan, leerde de voetbaltaal kennen en ging aan de slag met de nieuwe doelman. “Ondanks dat ik nog m’n weg moest vinden en veel met mezelf bezig was, werd ik wel gedwongen om te gaan communiceren met mijn teamgenoten, want anders zouden we tijdens wedstrijden in de problemen komen. Alle keepers zou ik daarom ook aanraden om in gesprek te gaan met teamgenoten. Bespreek momenten die zich in trainingen en wedstrijden voordoen na en doe dit bij voorkeur met beelden, zodat het ook visueel wordt gemaakt.”
Het is vanzelfsprekend dat dit de afstemming tussen keeper en verdedigers zal verbeteren, met als gevolg waarschijnlijk minder miscommunicatie en dus minder tegendoelpunten. Een voorbeeld dat velen zullen herkennen, is een dieptebal die precies tussen de doelman en verdediger invalt. Beiden twijfelen wie de bal pakt; de keeper rekent erop dat de verdediger de bal wegschiet en de verdediger verwacht dat de keeper uitkomt, maar uiteindelijk komt niemand in actie, waardoor de doorlopende aanvaller de lachende derde wordt en de bal simpel kan binnentikken. Ron Vlaar: “Praat als keeper en verdedigers met elkaar over situaties als deze. Verwacht je als keeper dat de verdediger de aanvaller blokt zodat jij kunt uitkomen of wil je juist dat de verdediger bij elke vorm van twijfel de bal de tribune inramt? Verder zal een goede communicatie waarschijnlijk ook de verstandhouding en het begrip tussen keepers en verdedigers verbeteren, waardoor de kans groot is dat ze in de wedstrijd nét iets meer voor elkaar over hebben.”
Vlaar vervolgt: “In het veld dek je elkaar sowieso, maar buiten het veld ben ik nooit bewust bezig geweest om een band met de keeper of andere spelers op te bouwen. Dit is iets wat bij mij altijd vanzelf wel liep. Het is natuurlijk wel zo dat een goede band, zoals ik die bijvoorbeeld bij het Nederlands elftal op en buiten het veld had met Stefan de Vrij, altijd bij kan dragen. Als je iemand niet mag, denk je misschien onbewust toch weleens ‘fuck it’ in een wedstrijd, in plaats van dat je de speler helpt.”
Heksenketel in Turkije
Communicatie en coaching zijn voor Vlaar van groot belang, maar hoe coachen en communiceren de topspelers in een luidruchtig stadion, met tierende, zingende en scheldende supporters op de tribunes? “Ik kan me een wedstrijd herinneren met het Nederlands Elftal tegen Turkije in het Ataturk Stadion. Een uur voor de wedstrijd waren we even op het veld en de supporters waren zo hard aan het fluiten, dat we elkaar nauwelijks konden verstaan. Het verschil is, dat wanneer je niet speelt, je je bewust bent van het geluid, terwijl je hier in de wedstrijd er niet mee bezig bent. Als het echt een gekkenhuis is, kan het lastig zijn om elkaar te verstaan. Dan moet je de juiste momenten pakken om iets te zeggen en ervoor zorgen dat er van tevoren al veel dingen besproken zijn. Maar over het algemeen herken je de stem van medespelers en kun je die een soort van filteren uit de stadiongeluiden. De coaching is ook heel specifiek, terwijl het gezang globaal is.”
Ron Beton’ vindt het belangrijk dat de coaching van de doelman bestaat uit korte en felle woorden en dat hij niet te langdradig is. “Het gaat om het gebruiken van de juiste triggerwords en er niet om alles te roepen wat je ziet. De keeper moet alleen coachen wat echt belangrijk is. Hij moet waarnemen wat hij ziet en vervolgens filteren welke informatie de verdedigers nodig hebben en ze niet overspoelen met onnodige informatie.” Het gevaar van een doelman die steeds maar aan het coachen is, is dat spelers op een gegeven moment niet meer naar hem luisteren, en dus ook de belangrijke informatie niet meer oppikken, helemáál in een luidruchtige omgeving.
Klemvast
Dode spelmomenten zijn bij uitstek situaties waarin de keeper zich verbaal moet laten gelden. Op hoog niveau worden voorafgaand aan de wedstrijd afspraken gemaakt en is het aan de doelman om deze tijdens de wedstrijd te bewaken. Vervolgens zal hij aan de spelers duidelijk moeten maken wanneer hij besluit uit te komen om een hoge bal te onderscheppen. Of dit met de term ‘los’, ‘keeper’ of het ouderwetse ‘losse’ gebeurt, doet niet heel veel ter zake, zolang het voor iedereen maar duidelijk is. De man die Messi in de halve finale van het WK 2014 compleet onschadelijk maakte ziet keepers graag uitkomen.
“Het is gewoon heerlijk als je weet dat de keeper uitkomt bij lange ballen en deze uit de lucht plukt. Wanneer duidelijk is dat de keeper komt om de bal te pakken en je de tegenstander dus alleen maar hoeft af te houden, dan geeft dat zoveel vertrouwen en rust.” Vlaar heeft er een duidelijke voorkeur voor dat de doelman de ballen klemvast pakt. “Ik vind, dat wanneer een keeper de bal kan raken om weg te stompen, hij deze ook kan pakken. Als het goed is, is hij behendig genoeg en heeft hij zichzelf aangeleerd om de bal, ook al staan er veel spelers om hem heen, te klemmen. Het nadeel van stompen is dat de aanval doorgaat en dit kan voor veel onrust zorgen. Op het moment dat de bal wordt afgeslagen, kun je in de problemen komen, doordat spelers uit positie staan en moet er worden geheroriënteerd. Verdedigers zijn dit wel gewend, zijn zich vaak aware van de omgeving en pakken een tegenstander op die in hun zone staat, maar voor aanvallers die meeverdedigen is het een stuk lastiger.” Als de keeper toch voor stompen kiest – soms is het zo druk in het doelgebied en wordt de bal zo scherp aangesneden dat hij niet anders kan – of wanneer de bal door een van de spelers wordt weggewerkt, is het de taak van de keeper om de organisatie weer in orde te krijgen. Als laatste geeft Vlaar aan dat hij keepers niet graag ziet gokken bij schoten en 1:1-situaties. “Vaak zie je keepers blind uitkomen of naar de grond gaan en wordt het voor de aanvaller heel eenvoudig om de bal onder de keeper door te schuiven, te stiften of langs hem heen te spelen. Een voorbeeld hiervan is de totaal onnodige actie van Jordan Pickford, waarbij hij Virgil van Dijk blesseerde. Van Dijk stond in een dusdanig lastige positie, dat hij nooit kon scoren. Blijf als keeper dan gewoon staan en kijken, maak jezelf groot, en zie als tegenstander de bal er dan maar eens in te schieten.” Of Ron Vlaars mening wordt ondersteund door aanvallers, lees je in het volgende magazine, waarin een interview met een Nederlandse spits staat.