TEKST: ANDRE KRUL I BEELD: ANDRE KRUL EN PSV

“Dé uitgangshouding bestaat niet”, aldus Abe Knoop. Volgens de jeugdkeeperstrainer van PSV draait het bij het keepen niet om ‘de’ of ‘een’ uitgangshouding, maar om alle facetten die horen bij het moderne keepen. Door te veel de nadruk te leggen op de uitgangshouding, welke het ook is, worden de mogelijkheden van de keeper om aanvallend en anticiperend te keepen beperkt. 

Alhoewel het onderwerp zoveel behelst dat het bijna onmogelijk is dat in één interview en zonder videobeelden uit te leggen, waagt Knoop een poging. Het gaat er volgens hem om dat de keeper zich door middel van de volgende keepersaspecten voorbereidt op een situatie waarin hij in actie moet of kan komen: concentratie en focus, het spel lezen, coaching, anticiperen, keuzes maken, het (snel moeten) verplaatsen (omschakelen) in het doelgebied, de timing van de keepersactie en van de spierspanningsopbouw, het naar voren brengen van het zwaartepunt van het lichaam (het bovenlichaam naar waar het lichaam naar toe moet) en een gezonde dosis mentale kracht (lef). In deel één vertelt Knoop onder meer over het belang van het individu en de snelst mogelijke verplaatsing, waarbij bovengenoemde aspecten ook aan bod komen. 

Vastzetten

Alle hiervoor genoemde keepersaspecten kunnen van alles omvatten, zowel in verdedigend (balbezit tegenstander) als aanvallend (balbezit) opzicht, zoals een reactie op een schot, het bespelen van diepte, het onderscheppen van een voorzet, het aanspeelbaar zijn om het spel te verplaatsen of het direct wegtrappen van een bal. Knoop: “ Je kunt alle facetten dan ook niet los van elkaar zien en beperken tot enkel ‘de uitgangshouding’. Daar komt bij dat de keeper constant bezig is met keuzes maken. Bij elke afzonderlijke keuze hoort een andere keepershandeling en zal hij zich wellicht anders moeten voorbereiden. Daarbij mag hij zich nooit te vroeg ‘vastzetten’ in een uitgangshouding, aangezien iedere situatie verschillend is. Een uitgangshouding is dan ook niets anders dan dat de keeper zich voorbereidt op wat komen gaat vanuit een dynamische en explosieve houding.” 

Foto 1

Abe Knoop is als keeperstrainer begonnen bij Vitesse en inmiddels alweer acht jaar actief in de jeugdopleiding van PSV. “Toen ik bij PSV begon viel me op dat veel jeugdkeepers vastgeroest zaten in een aangeleerde uitgangshouding. Ze zaten niet allemaal in dezelfde houding, maar het kwam vaak neer op een houding die met de onderarmen naar voren gericht is in een hoek van negentig graden en in een vrij diepe zit, diep door de knieën gebogen dus, en lijkt feitelijk op een squat-houding.” (zie foto 1, red.) 

“Deze houding gebruikten ze continu, bij zowel een schot, voorzet, 1:1 duel als bij de verplaatsing in en rondom het doel(gebied), en namen ze ook al heel vroeg aan. Zelfs als de bal voorbij de middencirkel van de eigen helft was werd deze uitgangshouding aangenomen. Bij deze houding is het zo dat het zwaartepunt niet naar voren gericht is, maar juist naar achter, op de hakken, net zoals bij squatten. Dit helpt niet om aanvallend te kunnen keepen.” 

Knoop vervolgt: “Omdat de keepers al hun aandacht en concentratie nodig hadden voor het aannemen van ‘de uitgangshouding’, waren ze niet in staat om alles te doen wat van een goede moderne keeper gevraagd wordt, zoals anticiperen, coachen, keuzes maken, zich snel verplaatsen en het timen van de handeling. Met het aanvallende, anticiperende keepen, zoals we dat bij PSV graag willen zien, hadden ze veel moeite.” 

Voor elke actie een andere uitgangshouding

De PSV-trainer vertelt kort waarom voor iedere actie de uitgangshouding anders moet of kan zijn en gaat in deel twee uitgebreid in op het ‘squatten’. “bij een schot op doel zal de keeper een andere houding aan moeten nemen dan wanneer hij uit zijn doelgebied moet sprinten om een verre dieptebal te onderscheppen of bij een voorzet. De keeper zal dus continu zijn aandacht nodig hebben om het spel te lezen, de omgeving te scannen, te organiseren, zijn positie ten opzichte van de bal aan te passen en waar mogelijk initiatief te nemen. Wanneer de keeper na al dat voorwerk uiteindelijk handelend moet optreden, kan het zijn dat wanneer de keeper de meest ideale positie wil bereiken en ook nog tijd over wil hebben voor het timen van de benodigde ‘houding’ en keepersactie, hij dat moet doen door middel van een snelle verplaatsing of sprint. Dit is vanuit de squat-houding veel moeilijker. Deze houding zorgt er juist voor dat de doelman niet klaar is om aanvallend en anticiperend te keepen.”

Wat Abe Knoop nu vaak ziet gebeuren is dat keepers zich al ruim van tevoren vastzetten in de uitgangshouding die ze aangeleerd hebben gekregen, zonder te weten wat voor actie ze zullen moeten gaan maken. “De keepers zijn niet bezig om mee te bewegen ten opzichte van de bal, niet met organiseren, niet met anticiperen, niet met initiatief nemen en ook niet met het timen van de noodzakelijke actie. Al hun concentratie, focus en energie wordt gestoken in hun aangeleerde uitgangshouding, met als resultaat dat de keeper vaak, omdat hij mentaal totaal niet bezig is met de dingen waarmee hij eigenlijk bezig zou moeten zijn, te laat reageert en daardoor de bal niet kan onderscheppen, niet op de ideale positie staat of nog in beweging is op het moment dat hij stil zou moeten staan. Met andere woorden ‘niet klaar’ is, waardoor er een houdbare bal binnengaat.” 

Zo snel mogelijke verplaatsing

Een van de andere dingen die Knoop in zijn begintijd bij PSV opviel was dat keepers tijdens oefeningen, waarbij ze bijvoorbeeld met snel voetenwerk door pylonen moesten bewegen, al direct de op jonge leeftijd aangeleerde uitgangshouding aannamen in plaats van eerst op een natuurlijke manier zo snel mogelijk door de pylonen te bewegen, om pas daarna in een uitgangshouding te kómen. Zo was het hun op jonge leeftijd door de keeperstrainers, met de beste bedoelingen uiteraard, aangeleerd.

Knoop vindt dit echter niet de juiste manier. “Het gaat er in het moderne voetbal met name om dat keepers het spel lezen, anticiperen, snel verplaatsen en de actie timen. Wanneer een keeper zich vroeg in een uitgangshouding vastzet, reageert in plaats van anticipeert en pas op het allerlaatste moment vanuit diezelfde uitgangshouding zijn positie moet aanpassen om te reageren, is hij later in positie dan een anticiperende keeper die het spel leest, die vooraf al met de bal meebeweegt en die zo snel mogelijk (zonder uitgangshouding) zijn ideale positie inneemt.

Kruispas of voorwaartse sprint

Wat vaak voorkomt is dat trainers oefeningen doen waarbij een keeper een schot aan de ene kant van het doel moet verwerken om dan door middel van een sluitpas, vaak ook uitgevoerd in een uitgangshouding, over moet komen naar de andere kant van het doel om een volgende bal te verwerken. Veel sneller is het natuurlijk om met een kruispas of voorwaartse sprint over te komen, op het laatste moment in te draaien en dán in een uitgangshouding te komen.

“Uiteraard is het geen probleem wanneer een doelman zich wandelend of met een sluitpas verplaatst als hij daar de tijd voor heeft of als het om een hele korte afstand gaat, maar de ervaring leert mij dat wanneer je keepers te vaak oefeningen laat doen met overkomen door middel van een sluitpas, te veel verwend als het ware, dit een automatisme wordt en ze dit ook toepassen wanneer er wel een snelle verplaatsing gevraagd wordt. Vandaar dat mijn voorkeur uitgaat naar snelle verplaatsingen in alle trainingsvormen waarbij een verplaatsing gevraagd wordt.” 

Het is voor te stellen dat het vanuit een snelle verplaatsing moeilijker is om goed én op het juiste moment stil te staan dan vanuit een trage verplaatsing. Knoop geeft aan dat het inderdaad iets meer moeite kan kosten om stil te staan vanuit een snelle beweging, maar dat het vaak een keuze is tussen de best mogelijke positie bereiken om kans te maken op het voorkomen van een doelpunt, of überhaupt geen kans te maken om te reageren, omdat de keeper niet in positie is. 

“Een keeper moet altijd stil staan om te kunnen reageren. Bij een snelle verplaatsing heeft de keeper uiteraard meer kans om de ideale positie te bereiken om te reageren. Lukt het niet, dan moet de keeper eerder afremmen en dan maar niet de meest ideale positie pakken. Stilstaan is het belangrijkste om optimaal te kunnen reageren. Is de afstand die de keeper moet overbruggen heel klein, dan zal een sluitpas of kruispas niet veel uitmaken. Het komt dan voornamelijk aan op de persoonlijke voorkeur van de keeper en wat het beste bij hem past. En wanneer je alle tijd hebt dan neem je natuurlijk alle tijd. Als er bijvoorbeeld een crossbal komt die lang onderweg is en je hebt alle tijd om in positie te komen dan kun je gerust een sluitpas gebruiken. Een doelman die rust uitstraalt is ook een groot goed.” 

Oog voor het individu

Van groot belang in de visie van Knoop en PSV is dat er altijd rekening wordt gehouden met de individuele verschillen tussen keepers. “Niet iedere keeper heeft dezelfde atletische mogelijkheden, lengte, bouw en bereik en dezelfde inzichtelijke kwaliteiten. Daarnaast vertoont niet iedere keeper dezelfde leercurve. Bij de ene keeper zal het aanleren van een andere manier van keepen sneller gaan dan bij de ander. Waar de ene doelman als volwassen keeper deze andere ‘stijl’ uiteindelijk voor ongeveer 90% zal gaan beheersen, zal men bij een andere keeper al tevreden moeten zijn met zo’n 40%. Omdat er zoveel andere factoren van belang zijn om een goede keeper te worden, kunnen beide keepers toch een goed eindniveau halen.” 

Dat dé uitgangshouding voor Knoop niet bestaat heeft hij al duidelijk gemaakt. Op internet valt hem op dat er trainers zijn die er een andere filosofie op na houden. “Alhoewel goed bedoeld wordt veel keepers aangeleerd om één bepaalde houding aan te nemen. Deze uitgangshouding is voornamelijk gebaseerd op het verwerken van schoten, terwijl dat maar een klein onderdeel is van het keepen. Deze houdingen zie je veel op YouTube-filmpjes. Vaak is de benadering in het ene filmpje net iets anders als in het andere filmpje en soms keuren trainers een andere houding zelfs af en is alleen die uit hun eigen video correct.”

“VEEL KEEPERS WORDEN DOOR HUN KEEPERSTRAINER AANGELEERD ÉÉN BEPAALDE HOUDING AAN TE NEMEN”

Er zijn meerdere aspecten die niet over het hoofd mogen worden gezien als het gaat over rekening houden met individuele verschillen. “Wat beheerst de keeper al met zijn eigen techniek en inzicht? Houd hij al veel ballen tegen? Coacht hij, leest hij het spel al en hoe reageert hij op verschillende situaties? Dit geldt ook voor de uitgangshouding. Staat de doelman vaak op de goede positie, maakt hij weinig technische fouten en gaan er weinig ballen in zonder dat hij persé de ‘perfecte’ houding heeft, dan hoeft de doelman niet continu gecorrigeerd te worden om maar in de uitgangshouding te staan, waarvan de trainer vindt dat dit dé uitgangshouding is. Laat de keeper in zijn kracht en corrigeer wanneer zijn tactische en technische bagage niet afdoende zijn om fouten te voorkomen. Overtuig hem van het belang van een andere manier van keepen en neem hier ruim de tijd voor, vaak zelfs enkele jaren. Reageren is uiteindelijk ‘doen’, daarom moet er voor gezorgd worden dat de keeper op een gegeven moment niet meer hoeft na te denken over zijn acties. Wanneer een keeper in de beslissende fase eerst nog moet nadenken voordat hij reageert is het moment vaak al voorbij.” 

Keepersbrein

Waar het volgens Knoop vooral om gaat, is dat de doelmannen zélf overtuigd raken van het feit dat het aanleren van een andere, meer aanvallende manier van keepen en van het afleren van een kwetsbare techniek, hen helpt om een moderne en betere keeper te worden. “Hier moet echt de tijd voor worden genomen omdat het zelfvertrouwen van de keeper hier niet onder mag lijden. In het brein van de keeper zal een jarenlange ingeslepen techniek vervangen moeten worden door een andere uitvoering zonder dat de keeper hierover ‘nadenkt’. Dit vergt normaal gesproken vele jaren aan inslijpen.” Ook hierbij moet het individu niet vergeten worden. “Uiteindelijk is techniek een middel om fouten te beperken en niet meer dan dat. Bij een keeper die weinig ballen tegenhoudt zal er frequenter en binnen een korter tijdsbestek bijgestuurd moeten worden, dan bij een keeper die al veel tegenhoudt.”

“HET INSLIJPEN VAN EEN NIEUWE TECHNIEK VERGT NORMAAL GESPROKEN VELE JAREN ”

Voorbeelden topkeepers

Om de keepersvisie bij PSV te ondersteunen wordt er gebruik gemaakt van beelden. “Bij de jeugd van PSV laten we de keepers beelden van topkeepers met een aanvallende stijl zien, zoals die van Neuer en Ter Stegen, maar ook die van Oblak. Hij speelt in een team met van nature een meer verdedigende speelstijl, maar weet zelf binnen deze tactiek toch aanvallend te keepen. Tegelijkertijd laten we ook beelden zien van keepers die technieken en houdingen gebruiken, waarvan wij vinden dat ze onvoldoende werken. Deze manier van werken past prima bij ons. Wij zien dat zelfs de jongste keepers bij PSV al de verschillen tussen stijlen en technieken kunnen herkennen en benoemen. Daarnaast geven ze zelf aan dat ze er ook van overtuigd zijn dat wat we ze op De Herdgang aanreiken, de goede manier is. Het is dus niet alleen iets van ons, de keeperstrainers, maar juist van de keepers zelf.” 

“WIJ ZIEN DAT ZELFS DE JONGSTE KEEPERS BIJ PSV AL DE VERSCHILLEN TUSSEN STIJLEN EN TECHNIEKEN KUNNEN HERKENNEN EN BENOEMEN”

Abe Knoop heeft veel verteld over zijn visie en de manier van werken bij PSV, en heeft daarbij diep ingezoomd op een zo snel mogelijke verplaatsing in en rond het doelgebied, de individuele benadering en het belang voor keepers om zich niet vast te zetten in een bepaalde uitgangshouding. In deel twee zal Knoop onder meer uitgebreid vertellen over het ‘squatten’, de drie manieren die er zijn om in de uitgangshouding het zwaartepunt naar voren te brengen en waarom volgens hem spelers soms een bal zouden tegenhouden die er bij een keeper is ingevlogen. 

Vorig artikelRaimond van der Gouw: De verschillen in werken met jonge en meer ervaren keepers
Volgend artikelLiverpool – Atletico Madrid geanalyseerd door Roy Elferink: Adrian versus Oblak (deel 1)