TEKST: ANDRE KRUL | BEELD: VITESSE

Vitesse-doelman Remko Pasveer is met zijn 36 jaar op dit moment de oudste keeper onder de lat in de eredivisie, terwijl de ervaren Eduardo vorig jaar bij de Arnhemse club eerste keus was. Keeperstrainer bij Vitesse, Raimond van der Gouw, vertelt over ’het geheim’ om lang door te spelen en de verschillen in het werken met jonge en meer ervaren keepers.

Algemeen bekend is dat keepers vaak langer door kunnen spelen dan veldspelers. Gianluigi Buffon is daarvan met zijn 41 jaar op dit moment het beste voorbeeld. Raimond van der Gouw stopte zelf op zijn 44e met keepen en heeft ervaring met het trainen van keepers van alle leeftijden. Zo werkt hij op dit moment bij Vitesse, naast Remko Pasveer, met Kostas Lamprou (28), Jeroen Houwen (23) en Bilal Bayazit (20).

Met de neus op de feiten

Wat aangenomen wordt is dat spelers fysiek gezien rond hun 27e/28e op de top zitten en dat het daarna ietsje minder wordt. Van der Gouw denkt dat de leeftijd waarop keepers, uiteraard ligt dit voor elke persoon anders, minder snel en explosief worden op ongeveer 35 jaar ligt. “Om het lang vol te houden is het uiteraard belangrijk dat een keeper goed voor zijn lichaam zorgt. Zaken als voeding, voldoende herstel nemen na een wedstrijd, geen alcohol drinken en niet roken beïnvloeden in grote mate hoe lang een lichaam het vol kan houden. Maar het is onmogelijk om snelheid, explosiviteit en reactievermogen op hetzelfde niveau te houden. Dit zijn fysieke processen die eenvoudigweg niet te stoppen zijn en op een gegeven moment gewoon minder worden.”

Vitesse-doelman Remko Pasveer is met zijn 36 jaar op dit moment de oudste keeper onder de lat in de eredivisie, terwijl de ervaren Eduardo vorig jaar bij de Arnhemse club eerste keus was. Keeperstrainer bij Vitesse, Raimond van der Gouw, vertelt over ’het geheim’ om lang door te spelen en de verschillen in het werken met jonge en meer ervaren keepers. Raimond van der Gouw doende slapen, voldoende herstel nemen na een wedstrijd, geen alcohol drinken en niet roken beïnvloeden in grote mate hoe lang een lichaam het vol kan houden. Maar het is onmogelijk om snelheid, explosiviteit en reactievermogen op hetzelfde niveau te houden. Dit zijn fysieke processen die eenvoudigweg niet te stoppen zijn en op een gegeven moment gewoon minder worden.”

Op de vraag hoe de oud-doelman van onder meer Vitesse en Manchester United dit zelf gemerkt heeft, geeft hij een voorbeeld van hoe hij met zijn neus op de feiten is gedrukt. “Je bent voor je gevoel snel en je komt snel je doel uit, maar je merkt toch dat je bij een dieptebal te laat komt en de speler je te snel af is. In zo’n geval zul je als keeper je spel moeten aanpassen en wat langer in je doel moeten blijven. Je kunt ook je positie naar voren aanpassen, maar dan loop je weer het gevaar dat je gelobd kan worden, terwijl je dus ook minder snel naar de lijn terug bent.” De beste oplossing is om in sommige gevallen situaties te laten oplossen door de veldspelers. De keeper kan hierin een belangrijke rol spelen door zijn verdedigers goed neer te zetten. Het voordeel dat oudere keepers, Van Der Gouw spreekt liever van meer ervaren keepers, vaak hebben is dat ze al zoveel in situaties zijn gekomen, dat het inzicht om de verdediging goed aan te sturen groot is en dat ze met alle kennis en ervaring snel genoeg weten in welke situaties ze wel of niet kunnen uitkomen.

Wisselwerking met ervaren keepers

Van der Gouw vindt dat het voor ervaren keepers – een exacte leeftijdgrens is moeilijk aan te geven, maar in ieder geval voor keepers ouder dan 35 jaar – belangrijk is om de technische aspecten voornamelijk te onderhouden, maar dat zij op tactisch gebied nog wel vooruitgang kunnen boeken. “Bij een keeper van 35 jaar is het leerproces anders. Het is een kwestie van het onderhouden van de kwaliteiten, want de keeper zal niet meer anders gaan duiken, vallen of trappen. Hij zal niet meer zulke grote stappen maken als een keeper van bijvoorbeeld 23 jaar, maar het zijn voornamelijk de details die bepalend zijn om nog stapjes te zetten. Het gaat dan om de manier van keepen, zoals waar je positie kiest en welke keuzes je maakt bij spelvoortzettingen. De keeper heeft dan al zoveel ervaring dat hij zulke kleine dingetjes gaat oppakken.”

Een ander voordeel dat keepers krijgen naarmate ze ouder worden, is dat ze zich volgens de Vitesse-trainer om minder dingen druk maken en ze zich daarom beter kunnen voorbereiden op de wedstrijden. “Als een keeper jong is komt er zoveel op hem af, dat hij nog in een fase zit dat hij gedoceerd dingen tot zich moet nemen. Tijdens een trainingsweek ligt de nadruk bijvoorbeeld op de ontwikkeling van technische aspecten, terwijl dat bij een meer ervaren keeper, zoals gezegd, meer een kwestie van onderhouden is en we daarom meer kunnen focussen op de tegenstander. Is het bijvoorbeeld een team dat veel of juist weinig voorzetten geeft? En wie zijn de penaltynemers?”

Jonge keepers aansturen

Jonge keepers zullen door de keeperstrainer goed aangestuurd moeten worden, zonder dat er ‘overkill’ op hen gepleegd wordt. Een door de wol geverfde keeper als Remko Pasveer geeft Van der Gouw meer inspraak. “Het gaat erom dat hij zo goed mogelijk voorbereid is op de wedstrijd en daarom pas ik mijn trainingen en ideeën op hem aan. Hij is nu zo ervaren dat hij weet wat hij nodig heeft. Daarom vraag ik juist vaak aan hem wat hij nodig heeft, vraag feedback en geef ik hem de ruimte om aan te vullen. Het is een wisselwerking. Ik ga Pasveer niet behandelen als een klein jongetje, want voor mij is hij een volwassen sporter die weet wat hij kan. Hij is een echte topsporter die alles doet wat een sportman nodig heeft. Het gaat erom dat hij goed voorbereid is op de wedstrijd en zich goed voelt. Dus als wij trainen dan vraag ik wel eens: ‘heb je genoeg gehad?’ Regelmatig wil hij nog meer ballen verwerken. Dat geeft aan dat hij er heel erg professioneel mee omgaat.”

Bij een jonge keeper, zoals op dit moment de 20-jarige Bilal Bayazit, gebeurt dit laatste niet. “Laatst ben ik met Bilal bezig geweest om zijn spelvoortzettingen te verbeteren en hebben we een wedstrijd teruggekeken waarin we erop gelet hebben welke voortzettingen goed waren, welke niet en waarom. Later hebben we dit nog eens gedaan om te kijken of er verbetering zichtbaar was. Om dit te bewerkstelligen moest hij hier tijdens de trainingen ook aan werken en dan ben ik degene die bepaalt hoeveel ballen hij moet trappen. Simpelweg omdat hij nog niet zoveel ervaring heeft en hij dus ook niet precies weet wat hij nodig heeft.” De tweede keeper bij Vitesse is Kostas Lamprou en met zijn 28 jaar ook al behoorlijk ervaren. Van der Gouw behandelt hem ook als een volwassen sportman. “Soms zeg ik tegen hem: wil je nog wat doen? Zo ja, geef me maar je oefening. Het is dan zijn oefening en dan zie je hem er ook helemaal voor gaan, samen met de andere keepers.” Van der Gouw doet dit ook bij de jongere keepers, maar waar Lamprou en Pasveer meer vrijheid krijgen – ze weten immers wat ze nog meer nodig hebben – stuurt de Deventenaar hen wel aan en bij. Hij geeft een voorbeeld. “Stel ik zeg tegen de keeper: ‘we hebben nog tijd voor een laatste oefening, zeg maar welke oefening je wilt doen.’ Het antwoord kan zijn dat hij zijn decisionmaking wil verbeteren in een-tegen-een-situaties en dat ik een steekbal moet spelen tussen hem en een andere keeper – die als aanvaller fungeert – en waarbij hij steeds keuzes moet maken. Kom ik kort? Kom ik in een blok? Wacht ik op het schot? Dan kan ik vragen: waarom wil je dat doen? Logisch is dat hij aangeeft zich hierin te willen verbeteren. Maar dan vraag ik: komt deze situatie in de wedstrijd voor? Ja, zal hij zeggen, alleen zijn er dan wel altijd verdedigers bij. Oh, moeten we er dan misschien niet poppen bijzetten en waar moeten die poppen dan staan? En waarvandaan moet de bal gespeeld worden?” “Op deze manier komen we tot een wedstrijdgerichte oefenvorm die leerzaam is, terwijl ik wel de leiding blijf houden. Hier kan ik de andere keepers uiteraard ook bij betrekken, zij mogen ook bijsturen. Ik heb natuurlijk een bepaalde rode draad van wanneer ik dingen ga doen, er moet arbeid verricht worden, maar als toetje kun je zulke dingen prima doen.”

Vorig artikelErik Heijblok: De coaching van de keeper tijdens de groepstraining
Volgend artikelAbe Knoop: De uitgangshouding (deel 1)