DE KEEPERSTRAINER I TEKST: ANDRE KRUL I BEELD: EDDY IDRIZOVIC
Door een loopladder bewegen, skippingvormen uitvoeren over hekjes, slalommen door pylonen: enkele oefenvormen die vaak tijdens de keeperstraining worden toegepast. Meestal voorafgaand aan het verwerken van een bal. Door veel trainers en keepers wordt dit ‘het verbeteren van het voetenwerk’ genoemd. Eddy Idrizovic plaatst grote vraagtekens bij het nut hiervan: “Kijk hoe keepers zich tijdens een wedstrijd verplaatsen en train hier zo specifiek mogelijk op.”
Eddy Idrizovic is als sportwetenschapper en fysiektrainer actief in de basketbal- en handbalwereld en heeft duidelijk in beeld hoe hij zijn atleten op fysiek en sportspecifiek gebied kan verbeteren. Omdat zijn visie over fysieke training toepasbaar is in vele sporten, en basketbal en handbal zekere raakvlakken hebben met het keepen, is het interessant als Idrizovic deze visie toelicht.
Voetenwerk
Allereerst vertelt Idrizovic wat volgens hem het verschil is tussen ‘verplaatsen’ en de term ‘voetenwerk’. “Het trainen van het voetenwerk wordt vaak gezien als een onderdeel van de training, een categorie dus. Voor mij is de categorisatie ‘voetenwerk’ heel vaag en vaak zie je ook verschillende dingen die daar dan onder vallen, waarbij het totaal verschillende dingen kunnen zijn. Het gevoel dat ik heb bij wat mensen bedoelen met voetenwerk is eigenlijk verplaatsing. Laten we zeggen: hoe kun je zo snel mogelijk van punt A naar punt B komen? Om dat doel te bereiken worden er ‘voetenwerkoefeningen’ gedaan, maar veelal blijft de atleet bij deze oefeningen op zijn plaats staan. Dat gebeurt bijvoorbeeld vaak bij typische ladderoefeningen.”
Waar veel mensen het idee hebben dat er heel snel door een loopladder wordt bewogen, geeft Idrizovic aan dat het eigenlijk heel langzaam gaat. “In een ladder blijf je praktisch op dezelfde plek staan, want alleen je voeten bewegen. In de sport gaat het er daarentegen om dat je je hele lichaam zo snel mogelijk verplaatst. Hierbij verplaats je het massamiddelpunt van je lichaam, oftewel je zwaartepunt. En bij een ladder verplaatst die eigenlijk nauwelijks, want je verplaatst wel je voeten van de ene naar de andere kant, maar als je de meeste video’s bekijkt, zeker bij die oefeningen waarbij je heel snel van links naar rechts gaat, dan zie je voornamelijk dat de speler inleunt, zodat hij zijn massamiddelpunt zo min mogelijk verplaatst. Dit is ook logisch, want als je je voeten snel wilt verplaatsen, dan wil je niet de hele tijd je lichaam verplaatsen. Dat kost namelijk extra energie.”
“In een ladder blijf je praktisch op dezelfde plek staan”
Technisch model
Als het doel van de keeper is om zich zo snel mogelijk door een loopladder te bewegen, dan is het dus aan te raden het lichaam zo stil mogelijk te houden. Een optimaal bewegingspatroon in een ladder uitvoeren kan echter nooit gezien worden als een op zichzelf staand doel, maar zal altijd ondersteunend moeten zijn aan het doel om een betere keeper te worden. En bij een afzet naar de bal toe zal de doelman natuurlijk wél zijn lichaam moeten verplaatsen.
Idrizovic: “Hetzelfde geldt voor bijvoorbeeld aanvallers die om een verdediger heen moeten. Die zullen daar niet in slagen door alleen de voeten te bewegen, maar zullen het hele lichaam moeten verplaatsen. Als je dat meeneemt en je ook kijkt naar de uitvoering, dus het technisch model van een verplaatsing, een richtingsverandering in de sprong van de keeper of wat dan ook, en je kijkt naar de uitvoering van veel ladderoefeningen, dan ziet het er technisch ook gewoon heel anders uit. Het gaat hier voornamelijk om de hoeken van afzet, de posities van je lichaam daarin en ook om de krachten die een rol gaan spelen. Want als je lichaam op dezelfde plaats blijft staan, zoals in de ladder, hoef je niet zulke sterke krachten te leveren, terwijl de intensiteit van een afzet van een keeper naar de hoek toe wel enorm hoog is.”
Voordeel
Ondanks dat een directe link van het bewegen door een loopladder en de manier waarop een keeper zich in het doel verplaatst ontbreekt, zegt Idrizovic dat er toch enige argumenten te verzinnen zijn om het als trainingshulpmiddel te gebruiken. “Zoals ik in het begin zei, vallen voetenwerkoefeningen onder een hele vage categorie. Er vallen namelijk heel veel dingen onder en als je tien verschillende oefeningen doet, kan het zijn dat per ongeluk toch één van die oefeningen nuttig is.”
Met het oog op differentieel leren kan een ladder voor jonge keepers een voordeel hebben. “Hoe jonger de speler, hoe meer variatie je kunt bieden. Het punt dat je bij kinderen met ladders kunt maken, is dat die zich wel verplaatsen, simpelweg omdat ze kleiner zijn, terwijl volwassenen als het ware gewoon in een vierkantje staan. Kinderen kunnen op alle vlakken winst behalen door dingen gewoon te doen. Maar dan denk ik toch dat je dat sneller bewerkstelligt met op het spel gerichte variaties. En hoe ouder iemand wordt, hoe meer je moet denken aan specificatie. Wat is je doel en specifiek daaraan: hoe train ik dit? Je moet denken aan efficiëntie en dan wil je niet zomaar iets doen. Daarom denk ik dat het veel belangrijker is om te kijken naar de eindbeweging of een groep van acties die je wilt verbeteren. Daar kun je dan uithalen wat voor oefeningen je gaat doen.”
Skippingvormen
Oefeningen die in ieder geval niet in het repertoire van de 28-jarige trainer voorkomen zijn skippingvormen. In de keeperstraining plaatsen veel trainers pylonen of hekjes voor het doel en voordat de keepers een bal moeten verwerken, moeten zij met een hoge knie-inzet zo snel mogelijk over deze ‘obstakels’ heen bewegen. “Wanneer het als variatie bedoeld is en om extra warm te worden, kan ik me er een beetje in vinden. Omdat je meer beweegt ben je namelijk beter opgewarmd, maar dan maakt het eigenlijk niet zoveel uit wat je doet. Het kunnen skippingvormen zijn, maar net goed kunnen het burpees zijn. Als ik mijn voeten heel vaak in een bepaald patroon beweeg op de grond, dan sta ik nog steeds op dezelfde plek. Het doel moet nog wel behaald worden en dat is bijna altijd een afzet. Als er geen afzet is kun je je afvragen wat de waarde is van wat je aan het doen bent.”
Andere vormen die veel tijdens de keeperstraining worden toegepast zijn om een pylon heen sprinten of een pylon aantikken, waarna de keeper in tegengestelde richting moet afzetten naar de hoek toe. Ook hier plaatst Eddy Idrizovic enige vraagtekens. “Deze vormen zijn op zich niet verkeerd, alleen vraag ik me dan altijd een beetje af of het effectiever en efficiënter kan. Wat is weer het doel van wat je precies aan het doen bent? Vaak is het ook gewoon een deel van de warming-up, denk ik. Het is wel aanzienlijk beter dan een ladder, want je komt daadwerkelijk aan met een bepaalde snelheid, je moet ook ergens omheen, waardoor je dus zijwaarts moet afzetten. En uiteindelijk kom je ook met een snelheid eruit, dus die elementen heb je. Bij keepers zijn de meeste acties echter uit stilstand of vanuit een beetje beweging, maar eigenlijk niet dat je met een hele hoge snelheid de ene kant opgaat en je vervolgens naar de andere kant moet rennen en dan pas moet afzetten.”
Idrizovic vervolgt: “Als keeper ben je je constant aan het herpositioneren aan de hand van wat je scant, en dan maak je een hele explosieve beweging. Misschien dat als je een 1:1-duel speelt het iets anders is, maar zelfs dan moet je eigenlijk heel lang wachten om uiteindelijk een hele explosieve beweging te maken. Wanneer je om een pylon heen gaat of deze aantikt, doe je dat niet. In 99 procent van de gevallen zet je in één keer sterk af om naar de bal te gaan, tenzij de bal heel traag aankomt.”
Slaloms
Bij het maken van slaloms ziet Idrizovic vervolgens hetzelfde fout gaan als bij de loopladder. “Als je gaat schuiven met kleine stapjes, dan is de fout die veel mensen maken dat ze denken dat het snel gaat. Wanneer je alleen naar de voeten kijkt dan ziet het er inderdaad snel uit, maar dat ís het niet. Want als je bijvoorbeeld kijkt naar iemands romp, dan beweegt die amper. En waar gaat het uiteindelijk om? Dat je je hele lichaam verplaatst! Je moet naar het geheel kijken. Uitzoomen.”
“Als je gaat schuiven met kleine stapjes, dan is de fout die veel mensen maken dat ze denken dat het snel is”
De geboren Bosniër legt dit verder uit. “In de meeste situaties schuift een doelman niet naar de bal, omdat het een stuk trager is dan afzetten naar de bal toe. Het kan wel zijn dat je een grotere afstand moet overbruggen omdat je niet in één keer kan springen, maar zelfs dan is het: afzet, afzet, grote afzet. Het is niet zo dat je ‘schuif, schuif, schuif’ naar de bal gaat. De kleine sluitpas zie je wel op het moment dat er niets aan het gebeuren is, en je slechts bezig bent met het aanpassen van je positie ten opzichte van de bal en de spelers. De keeper beweegt mee; gaat heen en weer. Dit doe je dan waarschijnlijk niet met megapassen. Het voordeel van kleinere passen is namelijk dat je dichterbij de grond bent en altijd kunt reageren. Het is alleen niet echt iets heel belangrijks in de zin dat je dit sneller moet kunnen, want het gebeurt meestal op het moment dat je aan het scannen bent. Sterker nog, vaak als je kijkt, en dat zie je in het handbal ook, gebeurt het niet zo snel. Het zijn gewoon kleine, rustige stappen heen en weer om je goed te positioneren. En op het moment dat er echt iets moet gebeuren, ga je grote stappen zetten. Het is dus zinvoller hier op te trainen, dan op het schuiven.”
“Het voordeel van kleinere passen is dat je dichterbij de grond bent en altijd kunt reageren”
Kruispas
Een techniek die door keepers wel wordt gebruikt om zich snel te verplaatsen in het doel(gebied) is de kruispas. Denk bijvoorbeeld aan de eerste passen die de doelman zet om een voorzet richting de tweede paal uit de lucht te plukken. Deze verplaatsing vindt Idrizovic wél effectief en moet dus ook getraind worden. “De kruispas is een beweging om naar sprint of afzet te komen en dat is sneller dan een kleine schuifpas. Als de keeper een grotere afstand moet overbruggen, dan kan hij daarin overgaan, omdat hij de snelheid hiervan in zijn sprong of afzet mee kan nemen. Het hangt er hierbij vanaf wat er gevraagd wordt: hoe groot is de afstand tussen de keeper en de bal? Volgens mij is het iets dat mensen redelijk natuurlijk oppakken, maar als je als keeperstrainer deze beweging terug wilt zien, is het goed om oefenvormen zo in te richten dat de keepers dit gaan toepassen (zie oefening 1). Het belangrijkste is om te kijken wat er gebeurt tijdens wedstrijden, welke bewegingen hierin voorkomen en vervolgens per beweging te bepalen hoe je dit gaat verbeteren. Kijk dan ook hoe het eruit ziet bij hele goede keepers en atleten. Op basis daarvan maak je een plan, waarbij er altijd aan de specifieke verbeterpunten gewerkt zal moeten worden.”
“Het belangrijkste is om te kijken wat er gebeurt tijdens wedstrijden, welke bewegingen hierin voorkomen en vervolgens per beweging te bepalen hoe je dit gaat verbeteren”
De achterwaartse beweging en sprint naar voren zal deel moeten uitmaken van dit plan. “Wanneer een keeper bezig is met scannen en positioneren, houdt hij meestal rekening met twee opties: de bal in de ruimte onderscheppen of terug naar de lijn bewegen om te reageren op een schot. De verplaatsing is dan een sprint naar voren of een korte achterwaartse beweging, waarna een afzet volgt. Train dan gericht hierop zonder gekke dingen erbij te halen (zie oefening 2). Richt de trainingen zo in, dat wedstrijdsituaties terugkomen en laat de keeper deze situatie oplossen. Dit zijn geen circuitvormen waarin hij om of over objecten heen moet. Het gaat er uiteindelijk om dat de keeper zich zo snel mogelijk kan verplaatsen naar bepaalde richtingen die hij ook in de wedstrijd op moet.”
Oefening 1: Verplaatsing met kruispas en hoge bal verwerken
Organisatie:
- Trainer gooit hoge bal richting 2e paal. K1 kiest positie in doel en moet bal op hoogste punt pakken. Hierna opent hij bal met slingerworp in doeltje en komt z.s.m. terug in doel om schot vanaf grond van K2 te verwerken
- Na ongeveer 5 ballen wisselen keepers van positie, hierna andere kant op werken
Variatie:
- K1 opent bal met trap (afstand doeltje evt. aanpassen)
- K2 trapt volley met stuit, sidevolley of dropkick
- Bij 3 keepers opent K2 naar K3 i.p.v. in doeltje. K3 speelt bal naar K2, waarna K2 afrondt
Coaching:
- K1 verplaatst zich z.s.m. naar 2e paal zonder zicht op bal te verliezen. Kruispas is hierbij waarschijnlijk de beste optie en zal K1 waarschijnlijk automatisch uitvoeren
- Verplaatsing terug richting doel om schot K2 te verwerken is z.s.m. Voorwaartse sprint is waarschijnlijk de beste optie. K1 moet op tijd afremmen en stilstaan op moment dat K2 schiet
Oefening 2: Verplaatsing naar voren of naar achteren
Organisatie:
- Trainer staat op ongeveer 25 meter van doel en heeft 2 opties: bal voor zich uit spelen en op doel schieten of bal proberen tussen oranje pylonen door te spelen. Wanneer trainer voor 1e optie kiest moet keeper, die op 5-meterlijn staat, z.s.m. achterwaarts richting lijn bewegen en reageren op schot. Wanneer trainer voor 2e optie kies moet keeper z.s.m. naar voren bewegen om te voorkomen dat bal lijn tussen pylonen passeert
Variatie:
- Pylonen kunnen op andere positie worden gezet, waardoor keeper andere richting op moet verplaatsen. Trainer kan op andere positie gaan staan
- Bij 2 of 3 keepers positioneren K2 en K3 zich rondom 16 meter. Trainer heeft dan keuze om bal tussen pylonen te spelen of steekbal te spelen op K2 of K3. Hier komt dan ook een keuzemoment bij kijken. K1 moet keuze maken of hij bal kan onderscheppen, doel verkleint of wacht op schot. Pylonen kunnen evt. weggehaald
Coaching:
- Verplaatsing is steeds z.s.m., zowel voorwaarts als achterwaarts. Bij schot op doel moet keeper stilstaan op moment van schieten