DE KEEPERSTRAINER I TEKST: ANDRE KRUL I BEELD: ANDRE KRUL, MVV MAASTRICHT, MARTIN VAN OOSTVEEN

In het hedendaagse voetbal wordt van de keeper gevraagd dat hij veel en goed meevoetbalt. Maar in de trainingen wordt hier over het algemeen veel te weinig aandacht aan besteed. Dat is de gezamenlijke mening van Mo El Amraoui en Gerry Oste. KeepersMagazine reisde af naar België en sprak met het bevlogen tweetal. 

De academies van Mo El Amraoui (MHD Keepers Academy uit Nederland) en Gerry Oste (Academy Gerry Oste uit België) werken al geruime tijd samen. De samenwerking bestaat uit het uitwisselen van kennis, keepers en trainers. Daarnaast helpen ze elkaar waar nodig. Ook trainen de keepers van beide academies een aantal keren per jaar gezamenlijk, zoals vandaag. El Amraoui is met een enkele keepers uit Nederland naar Sint Niklaas gekomen om samen met Academy Gerry Oste te trainen.  

Mirakels 

Het valt al snel op, dat in vrijwel alle vormen die Oste en El Amraoui doen, voetballende vaardigheden verwerkt zijn. Dat is niet zonder reden. Oste, tevens keeperstrainer bij MVV: “Het eerste wat talentenscouts in België doen, is kijken of de keepers goed kunnen meevoetballen. Kunnen ze de bal controleren en het spel inbrengen? Kunnen ze shotten? Veel van de keepers hebben er echter geen kaas van gegeten. Dit komt doordat de teamtrainers er te weinig aandacht aan besteden. Terwijl ze wel van de doelmannen verwachten dat ze het kunnen. Ook verwachten ze van ons keeperstrainers mirakels, maar dat gaat gewoonweg niet. In de opleiding moeten de keepers veel meer voetbalbasis aangeleerd krijgen.”

Oste: “Het eerste wat talentenscouts in België doen, is kijken of de keepers goed kunnen meevoetballen”

Fysiek in orde

De eerste vereiste voor een keeper om goed mee te voetballen is fysiek in orde zijn. Ook hier wordt op beide academies veel aandacht aan besteed. El Amraoui heeft hiervoor fysiektrainer Sanne van de Ridder aangesteld. Marc Hoste is al sinds de oprichting van de academie, dertien jaar geleden, de fysieke rechterhand van Oste (zie kader). “MVV-keeper Romain Mathys legt gemiddeld vijf à zes kilometer per wedstrijd af. Dit zijn geen grote afstanden, maar allemaal korte afstanden en explosieve acties in het zestienmetergebied.”

Vertaald naar het meevoetballen, zijn dit korte sprintjes die de keeper trekt om zich aanspeelbaar te maken. “Wanneer een speler aan de zijkant van het veld in balbezit is, willen we bij MVV dat de keeper uitzakt. Hoe sneller hij dit doet, hoe meer tijd hij heeft. Daarom is de snelheids- en coördinatietraining zo belangrijk.” 

Risico 

In het spel brengt dit wel een gevaar met zich mee. “De doelman laat zijn doel achter, maar dit is het risico dat we nemen. De trainer, Maurice Verberne, wil niets anders. Bij MVV zijn de spelers zo gedrild, dat als ze vastzitten in de hoek, ze altijd terug kunnen spelen naar Romain. Dit is iets dat je al in de jeugd moet trainen. Je moet ervoor zorgen dat de verdedigers met de ogen dicht de keeper kunnen inspelen. Het gaat ook om communicatie. Romain wijst naar waar hij de bal wil hebben en heeft oogcontact met de speler. Dat moeten we al bij kleine mannen erin brengen.” 

Oste: “Je moet ervoor zorgen dat de verdedigers met de ogen dicht de keeper kunnen inspelen”

Hopeloos

Een bal die vanaf de flank wordt teruggespeeld naar het midden, vindt Oste hopeloos. “Dit zijn de makkelijkste ballen voor de spits om druk te zetten. Hij hoeft maar in één rechte lijn te lopen om het de keeper moeilijk te maken. Maar als je uitzakt, dan moet je eens kijken wat voor een ruimte je hebt. Dan kun je overal naartoe spelen.”

Het helpt wanneer de doelman niet alleen naar de zijkant uitzakt, maar ook naar achteren. Mo El Amraoui: “De keeper moet altijd denken hoe hij het voor zichzelf makkelijker kan maken. Wanneer hij achteruit loopt, creëert hij meer tijd voor zichzelf én voor zijn medespelers. Zij hebben meer tijd om vrij te lopen. Dit kun je vertalen naar oefenvormen in de keeperstraining (zie oefening 1).” 

Positiespelletjes 

Daarnaast is het zinvol om de keepers in positiespelletjes met het team te laten meedoen. Het is gebruikelijk dat de trainer zijn doelmannen aan de kopse kant van een rechthoek zet. El Amraoui vindt echter dat de keepers soms ook in het midden moeten spelen. “De keepers maken zich dan eigen om uit de drukte te komen. Ze gaan bewust nadenken. Zo van: hé, dit ging mij de laatste training te snel, weet je wat, ik doe nu een stapje naar achter, waardoor ik meer ruimte voor mezelf heb.” Een variatie van een positiespel dat El Amraoui graat ziet, is een vorm waarin vier keepers in een kleine ruimte meespelen. Elke bal die een speler raakt, moet via een keeper gespeeld worden (zie oefening 2). 

Verlengstuk in de passing

“In de keeperstraining bij MVV wordt in elke vorm het meevoetballen verweven,” zegt Oste. “Zelfs bij hoge ballen. Dan laat ik de doelman bijvoorbeeld eerst de bal neerleggen en een lange trap geven. Dat is ook meevoetballen. Het is niet alleen kort werk. Bij MVV hebben we dikwijls goals gemaakt door de omschakeling van de keeper. In plaats van de bal naar een verdediger of middenvelder te spelen, koos Romain ervoor direct een aanvaller te bedienen. Omdat we snelle aanvallers hebben, is dat een gevaarlijk wapen. De keeper moet het spel snel lezen en kunnen meedenken. Wanneer kun je gelijk een aanval opzetten? In het hedendaagse voetbal is de keeper ook de eerste aanvaller. De keeper moet een verlengstuk in de passing zijn. Hij moet niet alleen een pass over tien meter, maar ook over vijftig meter kunnen geven.”

Twee in één 

El Amraoui, die tussen 1997 en 2002 in de jeugd van AS Monaco en AJ Auxerre keepte, vult Oste aan: “Mijn trainer bij Monaco zei vroeger: ‘Mo, je hebt twee wedstrijden die je speelt. Je speelt een wedstrijd waarbij je een bijdrage levert aan het aanvalsspel én je keept een wedstrijd.’ Wanneer je veel ballen pakt, kun je een negen scoren als keeper, maar wanneer je geen bal goed raakt, een drie als speler. Ik heb het meegemaakt dat ik na zo’n wedstrijd gelijk op gesprek moest komen. De kernvraag was dan: hoe kunnen we het voetballende gedeelte beter maken?”

Lastposten

Deze vraag stellen beide keeperstrainers zichzelf ook regelmatig. Ze zijn het er unaniem over eens dat ze de steun van de groepstrainers hiervoor nodig hebben. Oste: “Veel trainers hebben de keepers liever niet in de groepstraining. Dan zijn het lastposten in de pass- en trapvormen. Ze zeggen dat ze niet mee moeten doen, omdat ze het niet kunnen. Of ze zeggen dat ze niet goed meevoetballen in kleine ruimtes bij positiespelletjes. Maar wanneer de keepers dan in de wedstrijd een bal onnodig naar voren trappen, staan ze met de handen voor het gezicht. Oooh, wat doe hij nu? Dat vind ik schrijnend en te belachelijk voor woorden. Wil je dat de keeper de handelingen in de wedstrijd goed uitvoert, dan moet je ze integreren in de groepstraining en input geven.”

Oste: “Veel trainers hebben de keepers liever niet in de groepstraining”

Brief 

El Amraoui: “In Nederland gaan doelmannen vaak pas met de groep meedoen, als ze nodig zijn in het doel. Bij afwerkvormen of partijtjes. Bij ons op de academie zijn de oefeningen altijd met de voeten. Als we een keeper zien die voetballend heel slecht is, krijgt hij een brief mee, die hij aan zijn teamtrainer moet geven. Hier staan opdrachten in die wij aanraden om tijdens de teamtraining te doen. Het komt erop neer dat hij meer moet voetballen. Je kunt als trainersstaf ook eens zeggen dat de keeper bijvoorbeeld op maandag zijn handschoenen thuis moet laten. Laat hem af en toe een hele training voetballen.”

El Amraoui: “Als we een keeper zien die voetballend heel slecht is, krijgt hij een brief mee die hij aan zijn teamtrainer moet geven”

Bij VV Ter Leede, waar El Amraoui zowel het eerste van de mannen als van de vrouwen traint, is er een goede ontwikkeling gaande volgens de keeperstrainer met Frans-Marokkaanse roots. “Bij de dames krijg ik voor een deel van de training één keer in de maand zes à acht speelsters. Deze kan ik dan integreren in de keeperstraining, waardoor ik veel meer kanten op kan.”

Extra dimensie

Bij MVV mag Oste ook weleens gebruik maken van veldspelers. “Sommige trainers zeggen: geef die keeperstrainer geen spelers, want hij kan er geen zak van. Maar wij kunnen veel meer dan trainers denken. Daarnaast vinden de spelers het vaak ook ontzettend leuk om oefeningen met mij te doen. Dat doen ze liever dan steeds maar weer een rondo of pass- en trapvorm. Mijn oefeningen zitten vol actie en competitie. Zo kun je de verliezers laten opdrukken. Hiermee creëer je een extra dimensie waarbij de spelers en keepers elkaar gaan opjutten. Iedereen moet scherp zijn (zie oefening 3).”

Ballen pakken

De training in Sint Niklaas wordt afgesloten met een oefening waarbij de keepers niet voetballen. De enige opdracht is de ballen uit het doel ranselen. In de laatste woorden van het interview willen Oste en El Amraoui graag hun gezamenlijke visie samenvatten. “De essentie van het keepen blijft ballen pakken. Daarom zal de doelman altijd individueel met de keeperstrainer moeten trainen op keepershandelingen. Maar er wordt op meevoetballend vlak tegenwoordig zoveel van de keeper gevraagd, dat je hem niet meer uit de teamtraining kunt annuleren. Dat moeten de teamtrainers goed beseffen. Om tot goede resultaten te komen, moeten de keeperstrainers daarnaast hun doelmannen tijdens de keeperstraining veel voetballende handelingen laten doen. Het leuke hiervan is dat het je ook veel meer mogelijkheden geeft om oefenstof te kiezen.”

Combinatie keeperstraining, loopcoördinatie en fysiek element 

Marc Hoste is de fysiektrainer op Academy Gerry Oste. Vandaag is hij aanwezig om training te geven. Het trainingssysteem dat de academie hanteert, bestaat uit een combinatie van keeperstraining, loopcoördinatie en een fysiek element. Deze items komen in iedere training terug. Hoste: “Een keeper maakt tijdens een wedstrijd enorm veel loopbewegingen. Tijdens de loopcoördinatie trainen we deze bewegingen. Dit doen we op verschillende manieren, waarbij we altijd kijken naar de drie verschillende afstanden die een keeper tijdens de wedstrijd moet overbruggen. Allereerst besteden we veel aandacht aan snelle voetcontacten over korte afstanden. Hier gebruiken we vaak loopladders voor.” De keeper gebruikt deze voetcontacten bijvoorbeeld bij een afstandsschot. Voordat hij afzet maakt hij enkele korte pasjes. Deze pasjes worden door Hoste bijtrekpasjes genoemd. 

Hoge pasfrequentie

Wanneer de keeper een middellange afstand in het doel moet overbruggen, dan moet hij volgens de oud-atleet een laterale skipping gebruiken. De keeper hoeft zijn knieën niet hoog op te trekken, maar verplaatst zich op een krachtige en snelle manier. Het gaat hier om een afstand van drie à vier meter. Tot slot is er de grote afstand. Denk hierbij aan de verplaatsing binnen en buiten het doelgebied. “In dat geval is er maar één optie mogelijk: de sprint,” zegt Hoste. “Maar om welke afstand het ook gaat; de pasfrequentie moet altijd zo hoog mogelijk zijn. Dikwijls zien we dat de keepers hun armen niet meebewegen, waardoor er geen sprake is van synchronisatie. We besteden daarom veel aandacht aan synchronisatie tussen armen en benen. Die moet heel goed zijn.” 

Hoste: “Om welke actie het ook gaat; de pasfrequentie moet altijd zo hoog mogelijk zijn”

Compleet overzicht

Belangrijk is dat de blik naar het veld wordt gehouden. “Vaak zie je dat keepers bij richtingsveranderingen indraaien, waardoor ze een stuk van hun gezichtsveld missen. Ze moeten juist altijd een compleet overzicht over het veld houden. Eén moment de bal kwijt zijn kan al tot een doelpunt leiden. Keepers moeten in het doel veel van richting veranderen en daarom trainen we dit veel. We letten erop dat ze altijd het overzicht bewaren en niet naar de grond kijken.” Bij het trainen op de drie afstanden tijdens de keeperstraining, komt het fysieke element vanzelf terug. “Op de manier waarop wij trainen, hoeven we geen extra herhaald sprintvermogen, een duurloop of ander conditioneel werk te doen. Alle fysieke voorwaarden die de doelman nodig heeft zijn verwerkt in onze training,” sluit Hoste af. 

Oefening 1: rustig blijven en ruimte naar achteren pakken bij terugspeelballen 

Organisatie: 

  • Trainer rolt bal rustig naar K1. Op zelfde moment roept hij kleur pylon en klein of groot. In voorbeeld roept trainer geel-klein. K1 moet dan bal die rechts van hem ligt met rechterbeen in kleine doeltje passen. Vervolgens moet hij bal die trainer gerold heeft terugkaatsen
  • Hierna hetzelfde: trainer roept weer kleur en klein of groot. K1 passt nu bal die links van hem ligt met linkerbeen
  • Overige keepers zorgen er steeds voor dat er ballen klaarliggen voor K1. Nadat K1 2 acties gedaan heeft, kunnen keepers doordraaien

Variatie: 

  • Afstanden naar doeltjes en doelen vergroten of verkleinen (afhankelijk van leeftijd en niveau) 
  • Nadat K1 bal naar trainer heeft teruggekaatst, schiet trainer bal op doel 
  • Bal naar grote doelen is door lucht, evt. kunnen keepers in doelen staan en ballen aannemen of vangen en naar trainer spelen 
  • Trainer speelt zijn bal harder (afhankelijk van leeftijd en niveau)
  • Voor elk doelpunt krijgt keeper punt, wedstrijdvorm van maken tussen keepers onderling

Coaching: 

  • Keeper moet niet in paniek raken. Eerst stilliggende bal goed verwerken en dan bal van trainer
  • Keeper moet na verwerken stilliggende bal ruimte naar achteren pakken om meer tijd voor zichzelf te creëren. Zijn verplaatsing moet hierbij z.s.m. zijn 
  • Keeper moet steeds zuiver in passing zijn 
  • Wanneer keeper in paniek raakt, oefening veel herhalen

Oefening 2: positiespel met keepers in het veld en spelers 

Organisatie: 

  • 2 keepers staan in kleine doeltjes, 2 keepers in veld. Keepers spelen samen met spelers blauwe team op balbezit. Spelers rode team proberen bal af te pakken en te scoren in doeltjes (zij hebben hierbij vrij spel). Keepers en blauwe team proberen dit te voorkomen
  • Spelers blauwe team moeten steeds naar keeper spelen 
  • Trainer begint spel door keeper in te spelen. Wanneer er gescoord wordt of bal uitgaat, speelt trainer steeds nieuwe bal naar keeper 
  • Keepers in doel mogen bal 2 keer raken, net als spelers blauwe team. Keepers in veld max. 1 keer. Nadat keepers in veld gezamenlijk 2 keer bal hebben gekaatst, moeten zij wisselen met keepers in doeltjes
  • Na 1 minuut wisselen blauwe en rode team van rol 
  • Bijhouden welk team meeste doelpunten scoort 

Variatie: 

  • Veld groter of kleiner maken (afhankelijk van leeftijd en niveau)
  • Met meer of minder keepers/ spelers spelen
  • Verdeling keepers en spelers die bij keepers horen, en spelers die bal veroveren aanpassen. Bijv.: in balbezit wordt er nu 8 tegen 4 gespeeld. Als dit te moeilijk is kan er 9 tegen 3 gespeeld worden
  • Spelers mogen bal ook naar elkaar spelen (makkelijker) 
  • Grote doelen i.p.v. kleine doeltjes. Bij verdedigen komen keepers op doel nu handen gebruiken 
  • Keepers in doel en spelers in veld mogen bal ook max. 1 keer raken (moeilijker) 
  • Keepers in doel moeten bij ontvangen bal steeds min. 1 balcontact met mindere been hebben (moeilijker) 

Coaching: 

  • Keepers moeten steeds ruimte voor zichzelf creëren door naar achteren en opzij uit te zakken
  • Wanneer keepers van positie moeten wisselen, moeten zij steeds goed communiceren met elkaar
  • Keepers moeten steeds rustig blijven, ook na wisselen. Razendsnel aanpassen aan nieuwe situatie (van 1 naar 2 keer raken en andersom). Zij moeten elkaar hierbij helpen door te coachen. Dit geldt in hele spel: steeds coachen of keepers/ spelers tijd hebben, onder druk staan etc. 
  • Keepers moeten geconcentreerd zijn bij aannemen en passen 
  • Na balverlies moeten keepers en spelers snel omschakelen

Oefening 3: meevoetballen en afwerken met spelers 

Organisatie: 

  • Speler 1 speelt bal naar K1 (1). K1 kaatst deze bal terug (2). Hierna zakt K1 uit en ontvangt bal van K2 (3). K1 speelt deze in linkerdoeltje (4). Dan biedt K1 zich links naast doel aan. Speler 3 speelt strakke bal in (5) en zet direct druk op K1. K1 neemt bal aan en speelt bal naar speler 2 (6). Na druk zetten sprint speler 3 door richting penaltystip. Speler 2 speelt bal naar hem (7). Speler 3 werkt af bij K2 (8). Nadat K1 bal naar speler 2 (6) gespeeld heeft, start speler 1 met een dribbel door pylonen richting achterlijn en speelt bal naar inlopende speler 4 (9). Speler 4 werkt deze bal af (10) 
  • Speler 1 en 2, en speler 3 en 4 wisselen steeds van rol 
  • Na aantal herhalingen wisselen speler 1 en 2 met speler 3 en 4. Keepers wisselen ook van positie 

Variatie: 

  • Andere kant op werken 
  • Varieer met aannemen en direct passen/schieten 
  • Varieer met afstanden
  • Vorm kan evt. gedaan worden met meer spelers en keepers, deze draaien dan steeds door
  • Wanneer keeper bal klemvast pakt werkt hij af bij andere keeper (vanaf grond, slingerworp, volley of dropkick) 

Coaching: 

  • Keepers moeten zuiver zijn in aannemen en passen
  • K1 moet na ontvangen bal speler 3 snel handelen 
  • Alle handelingen in serie zijn op hoogste intensiteit, na iedere serie voldoende rust geven

Oefening 4: ruimte opzij maken bij terugspeelballen en schoten verwerken 

Organisatie: 

  • K1 biedt zich aan rechterkant van doel aan. Trainer speelt bal in. K1 speelt deze direct door naar K2. K2 neemt bal aan op en werkt af van buiten zestienmetergebied
  • Wanneer K1 bal gepakt heeft rolt hij deze naar trainer. Hierna biedt K1 zich aan naast linkerkant van doel en volgt dezelfde actie andere kant op. Wanneer K2 gescoord heeft of bal over/naast gaat speelt trainer nieuwe bal in 
  • Wanneer K2 afwerkt doet K3 mee voor rebound. Wanneer actie geweest is, zakt hij met snelle verplaatsing uit naar positie buiten zestien en maakt zich aanspeelbaar voor bal K1. Wanneer K3 afwerkt doet K2 hetzelfde
  • Trainer (of evt. K4) doet altijd mee voor rebound 
  • Na ongeveer 3 acties van beide kanten wisselen keepers door 

Variatie: 

  • Trainer speelt hardere bal in. K1 moet deze eerst aannemen voordat hij K2 of K3 inspeelt 
  • Afstand waarvandaan geschoten wordt aanpassen (afhankelijk van leeftijd en niveau)
  • K2 en K3 mogen bal na aanname ook zestienmetergebied in spelen of 1:1-duel spelen 
  • K1 speelt bal door lucht naar K2 en K3 
  • Bal die K2 of K3 van K1 ontvangt kaatst hij op trainer, voordat hij afwerkt  

Coaching: 

  • K1 moet duidelijk om bal vragen, in woord en gebaar, en zuiver aannemen en passen 
  • K2 en K3 moeten bal na aanname direct schietklaar hebben liggen (1 aanname)
  • K2 en K3 moeten goed naar positie K1 kijken en hem afstraffen wanneer hij niet goed staat, zodat K1 direct geconfronteerd wordt met foute positie. Door zelf te schieten leren K2 en K3 aandacht te besteden aan juiste positie in doel 
  • Nadat K2 of K3 zich terug naar positie buiten 16 moet verplaatsen, beweegt hij terug op hoogste snelheid. Hij traint hiermee gelijk om ruimte naar achteren te pakken
Vorig artikelColumn Sjoerd Mossou: Leve de keeper in het diepgroen
Volgend artikelPassoefening onder druk