DE KEEPERSTRAINER I TEKST: ANDRE KRUL I BEELD: FC UTRECHT

Harald Wapenaar was de keeper die het aanvallen van de bal in Nederland introduceerde. In zijn tijd als actief doelman bestond het blokken zoals we dat nu kennen nog niet. De technische uitvoering van deze manier van blokken kan per keeper soms sterk verschillen. Maar bestaat er eigenlijk een ideale bloktechniek? En wordt er nog wel op het aanvallen getraind? Wapenaar, momenteel keeperstrainer bij FC Utrecht, legt uit. 

Duitse inspiratie 

Geïnspireerd door Manuel Neuer en Marc-André ter Stegen, zie je op de Nederlandse velden steeds meer het ‘Duitse blok’. Het doel is om de oppervlakte van het lichaam zo groot mogelijk te maken, zodat de aanvaller zo min mogelijk kans heeft de bal langs de keeper te spelen. Wanneer je een rondje langs de trainingsvelden bij clubs en keepersscholen maakt, valt het op dat hier veel op getraind wordt. Het aanvallen van de bal lijkt daarentegen een minder prominente plek in te nemen. 

Nieuwe manier van keepen

Harald Wapenaar heeft zelf een voorkeur voor het laatste. Gezien de manier waarop hij tijdens zijn eigen carrière keepte, is dat niet heel verrassend. De geboren Vlaardinger begon zijn profcarrière bij Feyenoord, maar het lukte hem niet door te breken bij de stadionclub. Via RBC Roosendaal en Helmond Sport bereikte hij wel de Eredivisie. Al na één seizoen maakte Wapenaar een toptransfer naar het Italiaanse Udinese. Het aantal competitieduels in de Serie A bleef beperkt tot twee. Wél leerde Wapenaar een nieuwe manier van keepen. 

Dolfijn 

“Ik was altijd al een agressieve keeper en gooide me zonder schroom voor de voeten van de tegenstander. Het kon me niets schelen als ze de bal in m’n gezicht schoten. Maar bij Udinese werd er heel specifiek op het aanvallen van de bal getraind. Als de bal tussen mij en de aanvaller inviel, leerde ik met mijn lichaam helemaal horizontaal en de armen gestrekt naar voren te duiken. In het begin had ik hier wel moeite mee en dook ik als een soort dolfijn naar de bal toe. Later ging het steeds beter en werd het een kracht. Soms kwam ik op mijn buik uit, maar dat was dan wel de snelste weg naar de bal toe.”

“Als de bal tussen mij en de aanvaller inviel, leerde ik met mijn lichaam helemaal horizontaal en de armen gestrekt naar voren te duiken”

Handelsmerk 

Na één seizoen keerde Wapenaar terug naar FC Utrecht. Hier vertelde hij keeperstrainer Maarten Arts over zijn Italiaanse bevindingen. Arts bleek zeer geïnteresseerd en paste het aanvallen van de bal toe in zijn werkwijze. Mede hierdoor werd dit een handelsmerk van Wapenaar. “Er was geen keeper in Nederland die de bal in 1:1-situaties echt aanviel, en daardoor verwachtten aanvallers het ook niet. Ze werden verrast en daarom pakte ik op deze manier heel veel ballen.”

Later kregen sommige spitsen, waaronder Klaas-Jan Huntelaar het wél in de gaten. “Huntelaar wist dat ik het ging doen en probeerde dan een schijnschot te maken, om vervolgens de bal over me heen te stiften. Maar ik wist dan óók weer dat hij dat wilde doen. Dan paste ik me aan, en in plaats van naar de grond te gaan, maakte ik mezelf op het laatste moment groot. Zonder na te denken hoe ik dit precies deed.” 

Iedere doelman heeft een eigen stijl 

Inmiddels wordt er wél over de techniek nagedacht. Dit is uitgemond in de bloktechniek. Maar wanneer er heel gericht naar de individuele keepers gekeken wordt, kan worden waargenomen dat iedere doelman zijn eigen stijl heeft. Zo ook bij FC Utrecht. “Bij Barkas wordt je als het ware ingesloten. Hij brengt zijn borst en armen naar voren toe. Ook wacht hij heel lang met het inzetten van het blok. Hij gaat laag naar de grond toe, blijft daarbij de bal volgen, en gooit zich dan op het laatste moment voor de bal.”

Mattijs Branderhorst daarentegen kantelt zijn bovenlichaam wat naar achteren en gaat met zijn benen naar voren. Hij glijdt soms als het ware naar de bal toe. Om meer raakvlak te creëren zijn Wapenaar en Branderhorst hiermee aan de slag gegaan. “In de middag train ik vaak extra met Mattijs en Calvin Raatsie. Het blokken komt dan regelmatig terug. Als ik Mattijs nu in kleine partijen zie blokken, dan blijft hij rechtop en pakt fantastische ballen.” 

“Als ik Mattijs Branderhorst nu in kleine partijen zie blokken, dan blijft hij rechtop en pakt fantastische ballen”

Extra raakvlak 

Extra raakvlak creëren is ook voor derde doelman Calvin Raatsie het aandachtspunt. “Hij heeft de snelheid en agressie om snel kort te komen, maar maakt zich soms te klein. Daar zijn we mee bezig.” Kevin Gadellaa is de keeper van Jong FC Utrecht, maar traint regelmatig met het eerste mee. “Kevin schuift vaak zijn linkerbeen er gestrekt uit en houdt zijn rechterbeen gebogen. Z’n armen heeft hij wijd en hij is ook agressief. Met zijn lengte van meer dan twee meter is hij dan bijna onpasseerbaar. Het gaat bij hem nu vooral om het maken van de juiste keuze. Wanneer blokken en wanneer gewoon erop klappen?”

FC Volendam 

Als keeper had Wapenaar een duidelijke voorkeur om ‘erop te klappen’. In dat opzicht is het logisch dat hij dit als beginnend keeperstrainer ook van zijn doelmannen verlangde. Na een korte periode bij FC Eindhoven kreeg Wapenaars trainerscarrière bij FC Volendam echt vorm. Hier werkte hij onder meer met Robbin Ruiter en Sonny Stevens. “Met Robbin trainde ik veel op het aanvallen van de bal en ik zag dat hij dit snel oppikte. Sonny bleef veel meer hogerop en pakte heel veel ballen met zijn voeten.” Wapenaar is toen gaan nadenken of hij wel op elke keeper zijn eigen aanvallende stijl moest projecteren. “Op zijn manier hield Sonny zoveel tegen, dat ik bang was om hem te veranderen. Ik wilde hem niet uit zijn kracht halen.” 

Timon Wellenreuter 

Wapenaar besloot om tijdens de keeperstraining de verschillende technieken aan te bieden. Naast het aanvallen van de bal, trainde hij ook op het blokken. Toen hij later bij Willem II met Timon Wellenreuter te maken kreeg, werd hij gesterkt in zijn gedachtegoed. “Timon is in Duitsland opgeleid en is ontzettend sterk in het blokken. Hij blijft met zijn bovenlichaam zo recht en maakt zich zo groot, dat veel ballen tegen hem aan geschoten worden. Dan kwam er in een wedstrijd bij Willem II een tegenstander dicht bij hem en zette hij ‘bam’ een blok in, zodat de bal keihard tegen z’n borst werd aangeschoten. Hij heeft ons daarmee vaak gered.” 

Twee mogelijkheden 

Uit het verhaal van Wapenaar blijkt dat groot maken en rechtop blijven twee essentiële zaken zijn. Moeten alle keepers dit dan op precies dezelfde wijze ten uitvoering brengen? Wapenaar: “Ik denk dat je als keeperstrainer twee dingen kunt doen. In de eerste plaats kun je een techniek ontwikkelen die zó goed is, dat je deze alle keepers laat toepassen. Hier moet je dan enorm veel op trainen. Het nadeel hiervan is dat alle keepers verschillend zijn. Sommige keepers zullen bij een bepaalde techniek met hun coördinatie en motoriek in de problemen komen. Een lange keeper zoals Gadellaa beweegt natuurlijk heel anders dan een kleinere keeper zoals Raatsie.”

De oud-keeper kiest daarom voor de tweede mogelijkheid. “Ik werk met senioren en daarom is het lastig om bepaalde ingeslepen patronen grondig te veranderen. Bij jeugdkeepers kan dit nog wel, alhoewel je daar ook met een aangeboren bewegingspatroon te maken hebt. Bij Utrecht kies ik ervoor om iedereen in zijn kracht te laten keepen en de nadruk te leggen op details.” 

“Bij Utrecht kies ik ervoor om iedereen in zijn kracht te laten keepen en de nadruk te leggen op details”

Combinatievormen 

Ook traint Wapenaar nog steeds op het aanvallen van de bal. Dit doet hij soms in combinatievormen met het blokken (zie oefeningen 1 en 2). Welke techniek de keeper uiteindelijk het meeste toepast is ook weer afhankelijk van het type keeper. “Ik was iemand die explosief was en niet bang aangelegd. Daarom paste het aanvallen perfect bij mij. Maar andere keepers hebben van nature een voorkeur voor het blokken. Dan werkt het niet om ze het aanvallen op te dringen.” 

Verder zijn er nog situaties waarin de keeper niet kort kan komen en moet blijven wachten en vertrouwen op zijn reactie. Nadat Wapenaar de afzonderlijke technieken heeft getraind, sluit hij de keeperstraining vaak af met vormen waarin de keepers keuzes moeten maken: aanvallen, blokken of blijven staan. Hierin zal iedere doelman vaak (onbewust) voor de keuze gaan die het beste bij hem past. Dit geldt ook voor de technische uitvoering van deze keuze. 

De beste manier vinden 

Waar het uiteindelijk om gaat is of de keeper wel of niet succesvol is met zijn acties. “Barkas is iemand die een compleet eigen stijl heeft, maar veel ballen blokt. Stel dat hij volgens een vaste manier van blokken was opgeleid, zoals ze in Duitsland veel doen, dan waren 1:1-situaties misschien wel nooit zo’n kracht van hem geweest. Volgens mij bestaat er daarom geen ideale bloktechniek. Net zoals er in veel situaties vaak ook meerdere keuzes bestaan die goed zijn. Het gaat erom dat de keeperstrainer helpt de manier te vinden die de keeper het beste ligt, en daarmee aan de slag gaat.”

Oefening 1: aanvallen en blokken op snelheid 

Organisatie: 

  • K1 staat tussen kleine doeltjes en valt bal aan die trainer gooit. Hierna speelt trainer lage bal naar K2. K1 verdedigt kleine doeltje 
  • Na ongeveer 4 ballen wisselen keepers van positie 

Variatie: 

  • Trainer gooit 1e bal door lucht, K1 moet bal pakken voordat deze grond raakt 
  • Bij 3 keepers gaat K1 om doeltje heen en verdedigt 2e doeltje. K3 speelt bal op moment dat K1 bijna bij 2e doeltje is 
  • Bij 4 of 5 keepers kunnen zij doordraaien 

Coaching: 

  • K1 moet 1e bal zoveel mogelijk aanvallen (z.s.m. in balbezit komen) door vroeg af te zetten en met gestrekt lichaam naar voren te duiken
  • Trainer moet 2e bal op juiste moment en met juiste snelheid naar K2 spelen. Op dusdanige manier dat K1 uitgedaagd wordt zich snel te verplaatsen. Moet uitdaging zijn bal tegen te houden
  • K2 houdt niet in bij schieten (probeert te scoren) 
  • K1 maakt keuze hoe hij doeltje verdedigt: aanvallen of blokken  

Oefening 2: blokken in combinatie met aanvallen van bal 

Organisatie:

  • K2 speelt bal voor zich uit. Dit is moment voor K1 om in blok te komen. Na blokken bal verplaatst K1 zich naar trainer en valt bal aan die hij laat vallen
  • Hierna neemt K3 plek van K2 in. Na aantal series draaien keepers door van positie

Variatie:

  • Trainer laat bal niet vallen, maar speelt bal voor zich uit (bal blijft dus op grond)
  • Bij 4 keepers: K4 speelt rebound, nadat K1 bal van trainer heeft aangevallen
  • Nadat K1 bal van trainer heeft aangevallen, kiest hij positie in doel om schot van K4 te verwerken (K4 kan vanuit verschillende posities schieten)

Coaching:

  • Op juiste wijze blokken: ruimte tussen benen moet dichtzijn en lichaam rechtop en breed om zoveel mogelijk raakvlak te creëren
  • Bal zoveel mogelijk met gestrekt lichaam aanvallen en zo vroeg mogelijk afzetten
  • Snelle verplaatsing tussen blok en aanvallen van bal
Vorig artikelPat Creemers: De evolutie van de keeperstrainer
Volgend artikelEser Elmali: “Het is enorm belangrijk om goalies breed motorisch te ontwikkelen”