Om beter te worden moet een keeper veel individueel trainen en vooral veel vlieguren maken. Michel Veurink vindt dat in Nederland te weinig aandacht wordt besteed aan de individuele basisvaardigheden van de keepers en dat er te veel aandacht uitgaat naar het meevoetballen. “Wij werken anders.”
TEKST: ANDRE KRUL BEELD: REMCO HOMAN
Wanneer de basis van de keeper goed is, gaat hij gemakkelijker keepen en makkelijker ballen pakken, waardoor het mentaal altijd goed zit. Dit is de stelregel van Veurink en heel goed te sturen als keeperstrainer. “Het mentale vlak is zo belangrijk bij een keeper en om het vertrouwen van de keeper te versterken is het belangrijk dat, voornamelijk in de jongste jeugd of de jongens en meisjes die net beginnen met keepen, er veel individueel met de keeperstrainer gewerkt wordt. De basistechnieken leer je het beste aan door in kleine stapjes te werken en de keeper niet te vroeg in complexe spelsituaties te brengen. Sowieso hebben keepers vaak een ander, meer vertrouwelijk contact met hun keeperstrainer dan met een groepstrainer en is het zo dat spitsen toch altijd willen scoren. Wanneer er op trainingen veel ballen invliegen, omdat de keeper in de basis nog niet goed genoeg is onderlegd, komt dit zijn vertrouwen uiteraard niet ten goede. Tijdens de keeperstraining kunnen de keepers zich juist in alle rust ontwikkelen. Wanneer er iets fout gaat, kan daar direct aan gewerkt worden door middel van het herhalen van de oefening.”
Buffon
De 46-jarige Veurink stamt zelf uit de tijd dat de keepers de terugspeelbal nog in de handen mochten pakken en er dus geen aandacht was voor het meevoetballende gedeelte. Veurink erkent dat dit een belangrijk extra onderdeel van het keepen is geworden, maar vindt wel dat de aandacht hiervoor in Nederland overdreven wordt. “Voor mij is het belangrijkste nog steeds dat de keeper in eerste instantie ballen tegenhoudt. Buffon is hier een mooi voorbeeld van. Hij is uitgeroepen tot beste keeper van de wereld, terwijl keepers als Ter Stegen en Ederson beter zijn in het meevoetballen. Maar uiteindelijk is de beste keeper nog altijd de keeper die de meeste ballen tegenhoudt. Daarom is het jammer om te concluderen dat de keeper in Nederland nog steeds een ondergeschoven kindje is. Ten eerste zijn er veel clubs, zelfs profclubs, waar keepers misschien dertig minuten individuele keeperstraining per week krijgen. Dit is te weinig en eigenlijk niet meer dan bezigheidstherapie. Ten tweede gaan de keepers vaak te snel naar de groep toe. Het is goed om positiespelletjes mee te spelen, betrokken te worden in het aanvalsspel van het team en in wedstrijdsituaties te komen, maar er zal toch echt tijd moeten worden uitgetrokken om aan de individuele basisvaardigheden van de keeper te werken. En wanneer je trainingstijd in de keeperstraining beperkt is, besteed dan aandacht aan wat het belangrijkste is: ballen tegenhouden.”
Geen spelvormen
Om meer tijd te besteden aan de basisvaardigheden van de keeper kiest Veurink er op zijn keepersschool voor om op een andere manier te werken dan op de meeste keepersscholen. “Op veel keepersscholen wordt er in tweejaarlijkse blokken gewerkt van zo’n tien trainingen. Een training duurt dan ongeveer anderhalf uur. Maar hiervan ben je vaak al twintig minuten kwijt aan de warming-up en worden de laatste vijftien tot twintig minuten vaak besteed aan een spelvorm. Tel daarbij de tijd op die je nodig hebt voor de uitleg van de oefeningen en je houdt misschien 45 minuten over om aan de vaardigheden van de keeper te werken. Bij ons beginnen de keepers met een warming-up van ongeveer vijftien minuten onder leiding van looptrainer Stefan Pol. Dit is belangrijk om aan het voetenwerk, de snelheid en de coördinatie te werken. Stefan maakt veel gebruik van loopladders, maar die zijn niet langer dan drie meter. Voor een keeper zijn namelijk voornamelijk het voetenwerk en de snelheid op de eerste meters het belangrijkste. Daarna trainen we ongeveer een uur en tien minuten in groepjes van drie à vier keepers, zonder af te sluiten met een spelvorm. Spelvormen zijn wel leuk, maar naar mijn mening kan de beperkte tijd, die je op een keepersschool vaak hebt, beter besteed worden aan effectief trainen en dus aan het werken aan de individuele vaardigheden en het herhalen hiervan.”
Groepjes indelen naar verbeterpunten
Wanneer keepers de oefeningen in de looptraining nog niet goed onder de knie hebben, worden zij na de warming-up uit de groep gehaald om hier met Stefan individueel extra aan te werken. Hoeveel aandacht er bij de gepassioneerde Veurink voor het individu is, blijkt verder uit het feit dat de groepjes uit nooit meer dan vier keepers bestaan en dat hij via de mail contact heeft met alle groepstrainers van de keepers. “Op de keepersschool komen maar liefst 130 kinderen en werken we met vijftien trainers. Om het individu zoveel mogelijk aandacht te geven, is vier keepers per groepje echt het maximum en dus zijn er veel trainers nodig. Deze trainers leid ik zelf op en werken volgens dezelfde filosofie waar we allemaal achter staan.”
“Daarnaast heb ik contact met alle voetbaltrainers van de clubs waar de keepers spelen en met hen bespreek ik wekelijks de vooruitgang van de keepers. Dit is een tijdrovende klus en alleen mogelijk als je, zoals ik, fulltime keeperstrainer bent. Deze resultaten bespreek ik vervolgens met de keeperstrainers op de keepersschool, waardoor ik uiteindelijk een goed inzicht krijg in waar de verbeterpunten van de keepers liggen. Ongeveer eens in de maand delen we tijdens een training de groepjes in naar verbeterpunten. Dus als blijkt dat een aantal keepers moeite heeft met bijvoorbeeld hoge ballen, dan ligt de hele training het accent op hoge ballen. Om het vertrouwen en de motivatie hoog te houden, combineren we dan vaak de hoge ballen met iets waar ze wel al goed in zijn. Het is opvallend om te zien hoe snel de mindere punten op deze manier naar het niveau van de goede punten toegroeien.”
Groepjes indelen naar niveau in plaats van leeftijd
In de overige trainingen deelt Veurink de keepers niet in naar leeftijd, maar naar niveau. Daarom kan het zo zijn dat een keeper van elf die al erg ver is voor zijn leeftijd in een groepje traint met een keeper van veertien. “Bij de allerjongste jeugd vanaf zeven jaar (de basisgroep) beginnen we simpel met het uitvallen naar ballen en het vervolgens op de juiste manier opstaan, waarna dit langzamerhand wordt uitgebreid naar in de juiste positie komen, dan vallen en dan opstaan. De vangtechniek komt nog niet eens aan de orde, omdat de handen simpelweg nog te klein zijn voor de ballen. De wat oudere groepen delen we in naar niveau. Om zoveel mogelijk aandacht aan de individuele keeper te kunnen besteden en te kunnen herhalen is het belangrijk dat het niveau van de keepers, die samen in een groepje werken, in balans is. Wanneer het onderlinge niveauverschil te groot is, kun je als trainer twee dingen doen: je kunt de oefeningen vaker onderbreken, om aandacht de besteden aan de mindere keeper en een oefening bijvoorbeeld vaker voordoen. Dit zal echter ten koste gaan van de trainingstijd van de andere keepers, waardoor er voor hen minder tijd overblijft de oefeningen te herhalen. Of je laat de mindere keeper aan zijn lot over, wat dan weer ten koste gaat van zijn individuele ontwikkeling. Beter is het dus om de keepers in te delen naar kwaliteit en zo kan het bij ons dus zijn dat er tussen de keepers die samen trainen een aantal jaar leeftijdsverschil zit.
Hoge intensiteit
Een ander punt wat Veurink belangrijk vindt is dat de intensiteit in zijn trainingen altijd zo hoog mogelijk ligt. Ook om een hoge intensiteit te kunnen bewerkstelligen is het juist zo belangrijk dat keepers van hetzelfde niveau samen trainen. “Wanneer de groepjes worden ingedeeld om samen aan de specifieke verbeterpunten te trainen die uit de analyses naar voren komen, is het lastig om op een hoge intensiteit te trainen. Veel aandacht zal eerst moeten worden besteed aan het stap voor stap juist uitvoeren van de techniek. Zo zal dit bij een hoge bal bijvoorbeeld het afzetbeen, voetenwerk en timing zijn. Maar een van de redenen om bij de overige trainingen de keepers op kwaliteit in te delen is ook om op een hogere intensiteit te kunnen trainen, waardoor de keepers scherp moeten zijn en elkaar dat ook houden. Dit geldt met name voor de groepjes die al wat verder zijn. Wanneer zij de basis al goed onder de knie hebben, is het belangrijk dat zij dit blijven herhalen en zodoende hun individuele vaardigheden kunnen perfectioneren. Wanneer de intensiteit hoog is, komen de keepers tot veel herhalingen en maken zij zodoende veel vlieguren.”
Werken aan de basisvaardigheden, trainingen gericht op het individu en veel herhalen. Veurink heeft hier veel over verteld. In het volgende nummer van TrainersMagazine legt hij onder meer aan de hand van een voorbeeld van de 31-jarige Felix van Berkel, keeper van derdedivisionist Quick’20 uit waarom het belangrijk is om ook op latere leeftijd te blijven herhalen, en wat hij leert over de combinatie individueel trainen en trainen met de groep van zijn samenwerking met Sporting Lissabon.