In de vorige editie heeft Michel Veurink al uitgelegd waarom individueel trainen en herhalen zo belangrijk zijn. In deze editie vertelt hij over de speciale manier waarop hij dat bij zijn keepersschool doet, geeft hij een voorbeeld waarom het op latere leeftijd ook nog belangrijk is en hoe de individuele training het beste kan overlopen in de groepstraining.

“Ik vind dat er in Nederland te veel aandacht gaat naar het meevoetballen. Dit is al terugte zien in hoe veel keeperstrainers met hun warming-up beginnen: er wordt begonnen met ballen met de voeten te verwerken in plaats van met ballen vangen. Voor mij is het belangrijkste dat de keeper, zodra hij de training begint, gelijk het juiste gevoel te pakken krijgt en dit krijgt hij door eerst lekker wat ballen te vangen.”

Individuele aanpak in plaats van stroomvormen

Veurink vertelt hoe zijn oefenstof is opgebouwd, hoe dat afwijkt van de manier waarop op veel andere keepersscholen wordt gewerkt en hoe het meevoetballen uiteindelijk wel in zijn trainingen wordt verwerkt, zonder dat dit ten koste gaat van de aandacht voor de belangrijkste specifieke keepersvaardigheden. “In mijn oefenstof staan een of meerdere keepersspecifieke handelingen voorop. Bij de jongste keepers en de jongens en meisjes die net beginnen, wordt er vrij geïsoleerd getraind. We richten ons op de keepersschool op een specifieke handeling, bijvoorbeeld het vangen van de bal. Dit kan later worden uitgebreid naar eerst op de juiste plaats positiekiezen en dan de bal vangen. In ieder geval is er in het overgrote deel van onze trainingen altijd één keeper tegelijkertijd aan het werk en doen we zo min mogelijk oefeningen waarbij de keepers in stroomvorm werken, zoals op veel andere keepersscholen gebeurt. Op deze manier kan er individueler worden gewerkt. Bijna alle aandacht van de trainer gaat naar de keeper die op dat moment aan het werk is. De keeper die aan het werk is doet ongeveer zes herhalingen per oefening, waarna de keepers doordraaien van positie. Het nadeel van het na één herhaling doordraaien is dat de oefening vaak gecompliceerder wordt en dus onoverzichtelijker. Om de intensiteit hoog te houden wil je als trainer de oefening niet continu onderbreken wanneer je in stroomvormen werkt. Hierdoor zal je echter soms een foute uitvoering door de vingers moeten zien en dat is nu juist níét wat ik wil. Ik geef er de voorkeur aan om een keeper direct te wijzen op een handeling die hij verkeerd uitvoert en dit op hetzelfde moment een aantal keer op de goede manier te herhalen.

Stel dat de vangtechniek van een keeper nog te wensen overlaat, dan doe ik voor hoe de bal op de juiste manier gevangen moet worden, waarna de keeper hier direct aan gaat werken door de oefening een aantal maal te herhalen. Op deze manier is de focus van de keeper volledig gericht op het juist vangen van de bal en zal hij dit beter in zich opnemen, in plaats van wanneer hij pas een minuut later weer de volgende bal krijgt, waarvan sprake kan zijn wanneer er in stroomvormen gewerkt wordt. Verder is het zo dat alle aandacht van de keeper naar het specifieke aspect kan gaan, in plaats van dat hij zich tegelijkertijd moet focussen op allerlei andere handelingen.”

Uiteraard is het niet zo dat de andere keepers in het groepje niets doen. Elke handeling van de keeper die werkt wordt voortgezet door een spelhervatting, bijvoorbeeld een rol. Een oefening kan bijvoorbeeld zijn, en waarbij direct het meevoetballen wordt ingebouwd, dat de keeper die de rol ontvangt, de bal aanneemt en over de grond opent op de derde keeper van het groepje. De derde keeper neemt de bal aan en kaatst deze met de vierde keeper (zie oefening 1). Het is goed om met kaatsen te werken om de keeper zodoende te dwingen de ballen goed in te spelen: hij moet de bal immers weer terugkrijgen en dit kan niet wanneer hij de bal een veld verderop trapt. Door het kaatsen in de training in te bouwen wordt ervoor gezorgd dat ook de andere keepers met een hoge focus trainen en kan de trainer het merendeel van zijn aandacht richten op de keeper die aan het belangrijkste onderdeel van de oefening werkt: het keeperspecifieke aspect.

“OOK OP LATERE LEEFTIJD KUNNEN KEEPERS NOG BETER WORDEN DOOR VEEL TE HERHALEN”

Wanneer een keeper in deze oefening de rol technisch nog niet goed beheerst, maar wel het vangen, dan wordt uiteraard hier de nadruk opgelegd. Wanneer een keeper met beide moeite heeft, dan kan het goed zijn om de oefening anders in te delen of in eerste instantie de aandacht voornamelijk op een van de twee aspecten te leggen. Beheerst de keeper beide aspecten al goed, dan komt mijn andere uitgangspunt weer naar voren: herhalen, herhalen, herhalen, om zodoende tot perfectie te komen. Om op deze wijze te trainen is het overigens wel een voorwaarde dat de groepjes klein zijn en uit maximaal vier keepers bestaan.”

Oudere keepers

Felix van Berkel is de 31-jarige eerste keeper van derdedivisionist Quick’20 uit Oldenzaal. Er zijn keeperstrainers die van mening zijn dat keepers op hogere leeftijd alleen nog maar onderhouden dienen te worden tijdens de training en voornamelijk beter worden door het opdoen van ervaring. Veurink is het hier niet mee eens en geeft aan op welke manier hij van Van Berkel ook op latere leeftijd nog een betere keeper heeft gemaakt tijdens de trainingen. Herhalen blijkt hierbij wederom het toverwoord te zijn.

“Ik ben met Van Berkel gaan werken toen hij een jaar of 25/26 was en wat me opviel, was dat zijn techniek al geweldig was, maar dat hij moeite had met flankballen. We hebben een analyse gemaakt wat de oorzaak hiervan was en het bleek dat hij steevast te laat indraaide op het moment van afzetten naar de hoge bal toe. Dit werd veroorzaakt door zijn beperkte voetenwerk. We zijn toen tijdens elke training uitgebreid aan de slag gegaan met het voetenwerk en hebben voornamelijk de nadruk gelegd op het explosief indraaien na de voetenwerkoefeningen en voor het afzetten naar de hoge bal toe. Na dit ongeveer een maand of drie à vier intensief te hebben herhaald was het probleem met de flankballen nagenoeg opgelost. Zo zie je dat je ook op latere leeftijd nog dingen kunt oppakken en kunt verbeteren door veelvuldig te herhalen. Nu nog steeds zoek ik op elke training met Van Berkel naar verbetering.” Ondanks dat de tijden zijn veranderd en inmiddels bekend is dat de ouderwetse serievormen fysiologisch gezien niet altijd even bevorderlijk zijn, is het wel iets wat Veurink ook tijdens zijn trainingen bij Quick’20 toepast. “Voor een keeper is het gewoon lekker om zo nu en dan helemaal stuk te gaan en dus komt het mentale aspect hierbij kijken. Daarnaast komt de keeper tijdens een serievorm ook weer tot veel herhalingen. Wel is het belangrijk dat de keeper de ballen technisch goed blijft verwerken, ondanks de vermoeidheid.”

Opbouw keeperstraining naar groepstraining

Veurink heeft veel verteld over hoe zijn trainingen op de keepersschool zijn opgebouwd en een en ander over zijn trainingen bij
Quick’20 en legt nu uit hoe volgens hem de ideale training is opgebouwd, hoe deze overloopt in de groepstraining en hoe dat op het allerhoogste niveau gebeurt. “Vanwege de samenwerking die ik met Sporting Lissabon heb, heb ik daar regelmatig trainingen bekeken. Daarnaast ben ik ook een groot fan van hoe er door Marko Knoop bij Borussia Dortmund wordt getraind. Voor mij ziet de ideale training, en dat is hoe het bij Sporting en Borussia veelal wordt gedaan, er als volgt uit. De keepers beginnen de training met de keeperstrainer en starten met het vangen/verwerken van de bal (niet met de voeten) en het herhalen van specifieke keepershandelingen. Deze worden idealerwijs aangepast op de behoeften en verbeterpunten van de individuele keepers. De oefeningen zijn nog vrij voorspelbaar, maar het belangrijkste is het herhalen. Hierna worden de oefeningen gecompliceerder en worden de keepers in meer wedstrijdgerelateerde situaties gebracht. Hierbij is de juiste ’decision-making’ van de keeper belangrijk.

Een oefening kan bijvoorbeeld zijn dat de keeperstrainer een steekbal geeft langs airbodies of stokken (als het ware de verdedigers) en dat de keepers die niet in het doel werken als aanvallers fungeren en reageren op de steekbal. De keeper in het doel moet steeds de keuze maken of hij de bal direct kan onderscheppen, in een blok moet komen, de aanvaller een-tegen-een moet laten komen of de aanvaller moet laten schieten (zie oefening 2).

Wanneer de groepstraining bestaat uit het spelen van kleine partijen is deze opbouw van de keeperstraining hier een perfecte
voorbereiding op en zullen de keepers helemaal klaar zijn voor de groepstraining. Op het moment dat er in de groepstraining bijvoorbeeld wordt afgewerkt met voorzetten of er grote partijen worden gespeeld, is het belangrijk om de keepers in het tweede gedeelte van de keeperstraining hierop voor te bereiden. Uiteindelijk is het belangrijkste dat de keeperstraining en groepstraining op elkaar zijn afgestemd en de keepers ’ready’ zijn om naar de groep toe te gaan.”

VANGTECHNIEK, ROLLEN EN MEEVOETBALLEN

DECISION MAKING

Vorig artikelHennie Ardesch: De opbouw van de keeperstraining
Volgend artikelJohn Achterberg (Liverpool): De focus op de volgende wedstrijd