TEKST EN BEELD: ANDRE KRUL
Waarom reactietijd voor John Prinssen cruciaal is
Vaak wordt het ver-van-de-goalkeepen gezien als één van de kenmerken van de moderne keeper. John Prinssen is het hier niet mee eens: “Het zou juist modern zijn als de doelman dichter op de lijn staat.” Bij zowel schoten op doel als in het bespelen van de ruimtes, vindt Prinssen dat er veel onnodige doelpunten vallen, doordat de keeper zich te ver van de lijn positioneert.
“Als ik de hele tuin moet verdedigen, ben ik de slechtste, maar als ik een klein stukje van de tuin moet verdedigen, ben ik de beste.” Het is een van de legendarische uitspraken van Johan Cruijff en voor John Prinssen, keeperstrainer bij Voetbalschool Utrecht, uitstekend toepasbaar op de keepers. Zij moeten volgens hem wel de diepte bespelen, maar het belangrijkste is, dat de weg terug naar de doellijn altijd bereikbaar moet zijn. Gebeurt dit niet, dan komen keepers vaak in een niemandsland terecht of staan ze te ver van de lijn bij een schot op doel.
Twijfel
Volgens Prinssen wordt er door veel trainers gezegd dat wanneer de tegenstander in balbezit is, de keeper niet te snel terug richting zijn doel moet gaan, zodat hij de kans houdt een dieptebal eruit te halen. “Het probleem is dan, dat de keeper bij een bal, waarbij hij uiteindelijk niet uit kan komen, te lang tussen de plek waar de bal terechtkomt (waar de aanval dus verder gaat) en de lijn blijft staan, met als gevolg dat hij zijn doel niet kan verdedigen.”
Er zijn wekelijks talloze voorbeelden te zien waarin keepers gelobd worden, onnodig in een 1:1-situatie komen of een penalty veroorzaken, door op een plek uit te komen waar zij helemaal niet hadden moeten zijn (zie filmpje website). Prinssen vindt dat de keeper dusdanig ver voor zijn doel moet staan, dat hij altijd nog de kans heeft om bij een schot op doel op een positie uit te komen die vlak voor de lijn is. Het gaat erom dat de keeper niet té ver voor zijn doel staat en razendsnel een keuze moet maken om wel of niet te komen. Duidelijkheid is hierbij essentieel.
“Wat voor elke keeper belangrijk is om te weten, is wat je doet bij twijfel. Als je bijvoorbeeld twijfelt of een schot op doel wel of niet tussen de palen komt: altijd voor de bal gaan om het zekere voor het onzekere te nemen. Komt er een dieptebal en je twijfelt of je erbij kunt? Niet komen, en zo snel mogelijk terug naar de lijn! Verder moeten keepers altijd rekening houden met de positie van de verdedigers. Heel vaak kan een verdediger een dieptebal nog onderscheppen voordat deze bij de spits komt en dan is het totaal onnodig voor de keeper om ver voor zijn doel te staan en uit te komen.”
Reactietijd
Manuel Neuer geeft wat Prinssen betreft het perfecte voorbeeld. “Neuer komt echt heel veel uit, maar als hij tussen zijn palen moet staan is hij daar op tijd.” De IJsselsteiner vindt de eerste doelman van Die Mannschaft voornamelijk positioneel gezien geniaal. Dat heeft er vooral mee te maken dat hij bij schoten op doel deze niet gaat verkleinen, zodat hij zijn reactietijd houdt.
Reactietijd. Het woord is gevallen en dit blijkt in de keepersvisie van de gepassioneerde Prinssen ongelofelijk belangrijk te zijn. Om dit te onderbouwen heeft hij maar liefst veertig wedstrijden van het afgelopen EK geanalyseerd. “Voor mij is niet bereik de cruciale factor, maar tijd. In de EK-wedstrijden die ik gezien heb, ben ik tot de conclusie gekomen dat van de 298 ballen die op doel werden geschoten, er slechts 37 vlak langs de paal werden binnengeschoten. Desondanks vielen er van de overige 261 ballen er een behoorlijk aantal binnen. Ik ben ervan overtuigd dat veel van deze doelpunten voorkomen hadden kunnen worden, wanneer de keepers dichter op de lijn hadden gestaan.”
“In 40 EK-wedstrijden die ik geanalyseerd heb ben ik tot de conclusie gekomen dat van de 298 ballen die op doel werden geschoten er slechts 37 vlak langs de paal binnenvielen”
De analyses die de 58-jarige John Prinssen van het EK gemaakt heeft, waren niet zijn eerste. In de loop van de jaren heeft hij een gigantische database opgebouwd met filmpjes van keepers. Tegenwoordig worden bijna alle wedstrijden, ook op amateurniveau, gefilmd, maar Prinssen was ook vóór het ‘filmtijdperk’ vaak al met zijn camera langs de lijn te vinden. “Bij het terugkijken van een wedstrijd is de emotie eruit en kun je er veel analytischer naar kijken dan wanneer je je mening alleen baseert op hetgeen je live hebt gezien. Dan spreekt je onderbuikgevoel toch vaak een rol. Zo wordt een redding in de laatste minuut bij een 2-1 voorsprong vaak veel indrukwekkender gemaakt dan deze daadwerkelijk was.”
“Bij het terugkijken van een wedstrijd is de emotie eruit en kun je er veel analytischer naar kijken”
Het stukje van de tuin
Omdat Slowakije op het EK ontbrak, heeft Prinssen de in zijn ogen beste doelman van de wereld niet kunnen analyseren. Jan Oblak blinkt zeker niet uit in het meevoetballen en het uitkomen, maar is op de lijn verschrikkelijk goed en maakt weinig fouten. Prinssen: “Niet de keeper met de meeste en mooiste reddingen is de beste, maar de keeper die de minste fouten maakt!”. Oblak is voor de keepersfanaat een doelman die niet perse de ruimte verdedigt, maar juist het doel, oftewel het stukje van de tuin waar Cruijff het over had.
“Vaak zie ik keepers bij schoten een aantal meter voor de lijn staan, zodat zij meer bereik hebben. Het probleem is echter dat de doelman dan ook reactietijd verliest. In mijn filmprogramma kan ik tot op 100e van een seconde kijken hoe veel tijd de keeper bij een schot of kopbal heeft om te reageren en hieruit blijkt dat elke keeper minimaal 0,12 seconden nodig heeft om te kunnen reageren. Dit is dus de tijd die er zit tussen het moment dat de bal van de voet vertrekt en deze bij de keeper is.”
“Niet de keeper met de meeste en mooiste reddingen is de beste, maar de keeper die de minste fouten maakt”
Het is vanzelfsprekend dat hoe verder de keeper terug staat naar de lijn, hoe meer tijd hij heeft om te reageren, maar hoe zit het dan met het verkleinen van het doel? Het is toch iets waar menig keeperstrainer prat op gaat en wat door velen gedoceerd wordt. Prinssen: “Het is heel duidelijk dat wanneer je verder van de lijn staat, je een minder groot doelvlak hoeft te bespelen, daar ben ik het mee eens. Maar ik vind dat een keeper er vanuit moet gaan dat hij vijf meter van zijn doel moet bespelen, dus aan weerszijden ongeveer 2,5 meter in plaats van ruim 3,5 meter. Harde schoten, die goed in de hoek geplaatst worden van in en rond het zestienmetergebied, pakt de keeper namelijk sowieso niet. Dit moet je accepteren, maar zoals uit mijn EK-analyse ook is gebleken, wordt er maar een heel klein percentage in deze ruimte geschoten. Spelers willen namelijk niet te veel risico in hun schoten leggen.”
“Ik vind dat een keeper er vanuit moet gaan dat hij vijf meter van zijn doel moet bespelen”
5 meter
Prinssen vervolgt: “Staat de keeper iets voor de lijn – niet op de doellijn, want bij een hard schot, waarbij hij pas laat kan reageren, moet hij de bal nog wel naar de zijkant kunnen verwerken – dan heeft hij in ieder geval wel de tijd om te reageren op alle ballen die in het gebied van vijf meter om hem heen komen. Staat de keeper daarentegen op zo’n vijf meter van de lijn, en dat zie je veel gebeuren, dan is zijn bereik nog maar ongeveer 2,5 meter. In dit geval zal hij de ballen die recht op hem afkomen nog wel tegenhouden, maar dit is niet meer de verdienste van de keeper. Het is meer dat de bal dan tegen hem wordt aangeschoten, terwijl hij de tijd niet meer heeft om te reageren op ballen die verder naar de hoek gaan.”
John Prinssen zegt dat doelmannen de ballen die binnen de 2,5 meter komen ook pakken als hij vlak voor de lijn staat, en dus levert een verdere positie geen voordeel op. “Dit geldt ook wanneer de doelman niet op 5 meter staat, maar op een pak ‘m beet 1,5 tot 2 meter van de lijn. Ja, dan heeft hij iets meer bereik, maar ook dit gaat weer ten koste van de reactietijd. En nogmaals, voor mij is tijd echt cruciaal. Het maakt daarom ook niet uit hoe lang de keeper is of hoe sterk zijn afzet en reflexen zijn.”
Stekelenburg
Het is daarnaast goed denkbaar dat wanneer de ballen in de ‘2,5-meterzone’ worden geschoten, de doelman meer tijd heeft om de bal te klemmen wanneer hij dichter bij de lijn staat. Een ander voordeel is dat er bij zachtere schoten meer tijd is om achter de bal te komen door middel van snel voetenwerk, door Prinssen de 3-pas genoemd. De keeper maakt dan een klein tussenpasje voordat hij afzet naar de hoek. Bovendien wordt de ruimte boven het hoofd van de keeper kleiner op het moment dat hij verder terug staat, al klinkt dit voor de geboren Hilversummer paradoxaal.
“Ik heb het tot nu toe steeds over tijd gehad, en dus klinkt het een beetje flauw, maar eigenlijk ga ik het nu over bereik hebben. Op het moment dat je verder voor je doel staat heb je weliswaar meer bereik naar de zijkanten, maar niet naar boven. Er is namelijk meer ruimte om de bal over de keeper heen te spelen (de ruimte tussen de keeper en de doellijn is groter, red.). Dit is precies wat er gebeurde bij de eerste goal die Stekelenburg tegenkreeg in de poulewedstrijd tegen Oekraïne (zie afbeelding 1). Deze bal was er nooit ingegaan als hij iets voor de lijn was blijven staan, in plaats van naar voren te stappen.” Tot slot heeft de keeper meer tijd om zich op de juiste wijze in het doel te positioneren ten opzichte van de verdedigers. Vaak wordt er door spelers al een bepaalde hoek van het doel dichtgezet, waardoor de doelman kan anticiperen op waar de bal geschoten zal gaan worden. Hoe verder hij naar de lijn staat, hoe makkelijker dit wordt.
Geen robots
Bij de reactietijd gaat het volgens de razend fanatieke John Prinssen altijd om de positie van de bal en waar de doellijn is. Soms is de bal zo dichtbij het doel dat de doelman ook bij een positie vlak voor de lijn geen tijd heeft om te reageren. “Bij voorzetten zal de keeper zich zo moeten opstellen, dat hij de ruimte voor het doel kan bespelen, zodat voorkomen wordt dat de tegenstander van te dichtbij de bal op doel kan schieten of koppen. In andere situaties waarbij de bal vlakbij het doel is, maar niet onderschept kan worden, zal de keeper vaak in een blok moeten komen. De afstand moet dan alleen worden dichtgemaakt, zonder dat hierbij reactietijd nodig is.”
Prinssen weet echter ook dat keepers geen robots zijn en dat het ze niet continu op de goede plek kunnen staan om de juiste keuze te maken tussen uitkomen, blokken en reageren. “Maar de keepers die het vaakst op de juiste plek staan, zijn meestal wél de beste.” Voor John Prinssen zijn juist dít de moderne keepers: degenen die zich bij diepteballen altijd de kans geven om op tijd terug te zijn op de lijn en zich bij schoten op doel genoeg reactietijd verschaffen.
“De keepers die het vaakst op de juiste plek staan, zijn meestal de beste”
Voorbeeld: er wordt met 100 km/h geschoten vanaf 16 meter. Dan heeft de doelman bij een positie op de lijn 0,16 seconden de tijd om te reageren en dus genoeg om in ieder geval 5 meter van zijn doel te verdedigen. Staat de doelman op 5 meter, dan heeft hij slechts 0,11 seconden de tijd en dat is niet genoeg.