TEKST: ANDRE KRUL | BEELD: SJOERD WOUDENBERG

In de visie van Sjoerd Woudenberg, keeperstrainer bij het Zuid-Afrikaanse Cape Town City FC, staat het tegenhouden van ballen met stip op nummer één. In zijn trainingen komt het verwerken van schoten vanuit allerlei hoeken en afstanden dan ook veelvuldig terug. Hierin is het verdedigen van het doelvlak bij de eerste paal een opvallende pijler.

Een buitenspeler komt door richting achterlijn, trekt de bal terug op de inkomende spits, die vervolgens vanuit een positie ter hoogte van de eerste paal vol uithaalt. Het is een situatie die regelmatig voorkomt, maar waar keepers zich tijdens trainingen niet of nauwelijks gericht op voorbereiden. In de trainingen van Sjoerd Woudenberg wordt er echter veel aandacht aan besteed. De belangrijkste aandachtspunten zijn hierbij het positie kiezen, stilstaan op het moment van schieten en het durven wachten op het schot.

Woudenberg is in de korte winterpauze even terug in Nederland en neemt uitgebreid de tijd om aan de hand van een presentatie, inclusief videobeelden (zie website), zijn manier van trainen en werken uit te leggen. Keepersmagazine pikt de meest in het oog springende aspecten eruit en zoomt daar op in. Deze hebben voornamelijk te maken met het verdedigen van het eerste doelvlak bij schoten die ontstaan uit een teruggetrokken voorzet.

Wereldklasse

Woudenberg: “Het doel is maar liefst 7,32 meter breed en het is verdomd lastig om bij schoten van dichtbij het hele doel te verdedigen. Veel trainers zeggen dat de keepers in het midden van het doel positie moeten kiezen, maar dit werkt niet altijd. In sommige situaties deel ik het doelvlak daarom op in twee delen.” Van de ballen die vanaf ongeveer de achterlijn worden voorgegeven in het grote blauwe vlak, zullen de meeste in het blauwe (eerste) doelvlak komen en nauwelijks in het rode (tweede) doelvlak.

Afbeelding 1: Het blauwe (eerste) doelvlak en rode (tweede) doelvlak

Woudenberg geeft aan dat er meerdere redenen zijn waarom veel ballen vanuit een teruggetrokken voorzet in het eerste doelvlak worden geschoten. “Ten eerste is het voor spelers heel erg lastig om over het standbeen te schieten, zeker wanneer er vanuit een situatie geschoten moet worden waarin zij onder druk gezet worden door verdedigers, zoals in de meeste gevallen gebeurt. Misschien dat spelers van echte wereldklasse dit goed kunnen, maar voor de meeste spelers die in de Eredivisie of in de Zuid-Afrikaanse Premier Soccer League spelen zal dit veel problemen geven. Daarnaast wordt het tweede doelvlak vaak gecoverd door een verdediger, waardoor hij een schot in deze richting zal blokken.”

Bij Cape Town City wordt er door de trainers op gehamerd dat de spelers bij voorzetten en teruggetrokken ballen in het zestienmetergebied een tegenstander dekken. “Je ziet zoveel verdedigers ‘ruimte’ verdedigen in plaats van de tegenstander. Bij een goede teruggetrokken voorzet is het als speler heel erg lastig om bewust het tweede doelvlak dicht te lopen, omdat het spel voor het doel zich tegenwoordig supersnel afspeelt. Als de spelers echter hun man verdedigen en druk houden op de bal, dan is het gevolg hiervan dat ze eigenlijk automatisch de bal richting de tweede zone van het doel dichtzetten en kan de bal er hier bijna niet meer in.”

Twee doelvlakken afbakenen

De 34-jarige Woudenberg behandelt bij Cape Town City FC, waar de Nederlandse oud-Ajacied Peter Leeuwenburgh de eerste doelman is, gedurende de week alle belangrijke keepersvaardigheden. Het verdedigen van het eerste doelvlak komt op een eenvoudige doch effectieve manier terug. “Door middel van een pop baken ik de twee doelvlakken af, waarna een keeper een voorzet speelt richting een keeper die als aanvaller functioneert en de bal vol kan scoren in het eerste doelvlak. Uiteraard kan ik spelen met afstanden en voor hoge ballen, om een kopbal na te bootsen, gebruiken we een klein kaatsbord. In ieder geval wil ik dat er altijd maximaal wordt geschoten, in plaats van dat de keepers lief voor elkaar zijn en elkaar een kans willen geven. Voor keepers – met name jeugdkeepers, aangezien het doel in sommige gevallen eigenlijk nog te groot is – heeft het afbakenen van het doel als bijkomend voordeel dat zij meer succesbeleving zullen ervaren. Immers, voor het zelfvertrouwen van de keeper is het niet lekker wanneer er van dichtbij wordt afgewerkt en negen van de tien ballen erin vliegen.”

Deze trainingsvorm kan op verschillende manieren worden uitgebreid. Zo kan eraan worden toegevoegd dat de doelman een keuze moet maken om de teruggetrokken voorzet direct te onderscheppen. In dit artikel beperken we ons tot het verdedigen van het doelvlak en gaan we niet dieper in op wat er bij het onderscheppen komt kijken. Een andere belangrijke reden waarom het voor de keeper slim is om in de hiervoor beschreven situatie het eerste doelvlak te verdedigen, is dat hij, wanneer hij vanuit een positie bij de eerste paal overkomt, in nagenoeg alle gevallen niet meer de tijd heeft om zich helemaal in het midden van het doel te positioneren. Probeert hij dit wel, dan zal hij vaak nog in de beweging zijn op het moment van schieten. Volgens Woudenberg is het in elk geval beter om stil te staan op de verkeerde positie, dan in beweging te zijn op de goede positie. Hoe hij zijn keepers traint om altijd stil te staan en dwingt te wachten op het schot, vertelt hij nu.

Schans

Sjoerd Woudenberg met doelman Peter Leeuwenburgh

“Wanneer keepers gokken op waar de bal geschoten wordt, vind ik dat echt verschrikkelijk. Om ze te dwingen lang te blijven wachten maak ik gebruik van verschillende attributen. Bij veel oefeningen waar er op doel geschoten wordt, zet ik vaak poppen voor het doel neer.” Wanneer met een oefening het doel wordt beoogd langer te wachten op een schot, in plaats van het verbeteren van de reactiesnelheid, zorgt Woudenberg ervoor dat de keepers vrij zicht hebben op de bal. “Ik kantel de plastic poppen zodat er slechts een klein oppervlak van de pop is dat geraakt kan worden (zie afbeelding 2). De keepers worden echter wel gedwongen om heel erg gefocust te zijn en hun reactie uit te stellen, omdat de bal op het laatste moment nog van richting veranderd kan worden. Wat je dan vaak ziet is dat keepers zo lang wachten dat ze, ook bij ballen die dichtbij het lichaam komen, een soort schrikbeweging maken en veel ballen niet klemvast kunnen pakken.”

Dit laatste is een natuurlijke reactie en helemaal niet erg. Voor een trainer is het belangrijk dat hij altijd de doelstelling van de oefenvormen in de gaten houdt. Is de doelstelling bijvoorbeeld om de vangtechniek van (beginnende) jeugdkeepers te verbeteren, dan is het beter om geen poppen of andere attributen neer te zetten. Een ander voorbeeld van zo’n attribuut is een zogenaamde schans. “In plaats van poppen zet ik ook weleens een klein zelfgemaakt schansje neer. Wanneer de bal via dit schansje op doel geschoten wordt neemt de balbaan een hele andere richting aan en worden de keepers weer gedwongen om lang te wachten. Andere trainers zie je wel eens een hek hiervoor gebruiken. Het nadeel hiervan is dat deze zo breed is dat de keeper heel snel kan inschatten of de bal via het hek geschoten wordt. Het gaat er juist om dat de keepers tot het laatste moment niet weten of de bal aangeraakt gaat worden of niet.”

De schoten die Woudenberg in deze oefeningen op de doelmannen afvuurt zijn niet louter vanuit de handen of de grond, maar soms ook vanaf een pylon. “Een bal die vanaf een pylon geschoten wordt gaat veel sneller, waardoor de keeper ook sneller moet reageren en handelen. Hij moet bijvoorbeeld sneller een keuze maken of hij de bal met de handen of de voeten gaat stoppen. Door keepers hier in de trainingen veel mee te confronteren gaan ze uiteindelijk wennen aan de snelheid en zal het in de wedstrijden eenvoudiger worden, omdat daar verhoudingsgewijs de bal dan minder snel op hen afkomt. Het is van groot belang dat de keepers in alle gevallen de druk op beide benen hebben, helemaal wanneer zij vanuit een verplaatsing komen. Indien ze ook maar iets in de beweging zijn richting de andere kant dan waar geschoten wordt, dan zijn ze, helemaal bij een snelle bal, kansloos.”

Edouard Mendy

Het laatste aspect dat bij het reageren belangrijk is, is de positie van de keeper ten opzichte van de doellijn. “Ik ben er een voorstander van dat de keeper niet te ver naar voren, maar juist redelijk dicht op de lijn staat, om zodoende de reactietijd te vergroten. “Onder meer dit laatste zag Woudenberg niet goed gaan bij Chelsea-doelman Edouard Mendy in de wedstrijd tegen Manchester City. “Mendy krijgt een doelpunt tegen in het eerste doelvlak. Zijn positie ten opzichte van de eerste paal was prima, maar de goal had naar mijn mening voorkomen kunnen worden door verder terug richting de lijn te staan. Op deze manier had Mendy zichzelf meer tijd gegeven om te reageren en nog met een hand achter de bal kunnen komen. Verder stond hij niet helemaal stil op het moment van schieten en had hij geen druk op beide benen.” (zie website voor Woudenbergs uitgebreidere analyse van dit doelpunt)

Op het eerste oog leek deze bal onhoudbaar, maar uit dit voorbeeld blijkt hoe kleine details, zeker in het topvoetbal, het verschil kunnen maken tussen een bal wel of niet pakken en daardoor een wedstrijd wel of niet winnen. Daarom is het tegenhouden van ballen het allerbelangrijkste volgens de visie van Sjoerd Woudenberg, waarbij voorop staat dat alle situaties waarin de keeper reddend in actie moet komen tijdens de trainingen aan bod komen. En dus zeker óók de situaties waarbij hij het eerste doelvlak moet verdedigen.

Vorig artikelIn gesprek met Béla Szénási over het nut van geïsoleerd trainen
Volgend artikelHoe Kostas Lamprou omgaat met tegenslagen (Preview)