TEKST: ANDRÉ KRUL | BEELD: FRANK ZILVER
Kevin van Veen is keeperstrainer in de onderbouw van FC Utrecht en maakt zodoende de opkomst van de Twin Games, waarbij gespeeld wordt op kleinere veldjes met andere regels, van dichtbij mee. Van Veen, bijgestaan door Stefan Postma, vertelt wat deze verandering betekent voor de manier van scouten en trainen van de keepers bij FC Utrecht.
“In de Twin Games krijgen de keepers meer schoten te verwerken en dan voornamelijk meer schoten binnen tien meter van het doel. Dit is gebleken uit een analyse die we bij FC Utrecht hebben gemaakt over de meest voorkomende handelingen van de keepers wanneer er elf tegen elf en negen tegen negen wordt gespeeld in de oude situatie en hoe er in de Twin Games gespeeld wordt. Daarin kwam verder naar voren dat de meeste handelingen in de oude situatie bestaan uit het verwerken van diepte- en flankballen, het trappen en inspelen van ballen over een langere afstand dan zestien meter en het verwerken van schoten van buiten het strafschopgebied. In de Twin Games daarentegen bestaan de meeste handelingen, naast het verwerken van schoten binnen tien meter, uit één-tegen-één duels en het trappen en inspelen van ballen over een afstand korter dan tien meter. Kortom: de situaties waarin de keeper moet handelen, spelen zich af in een kleinere ruimte, waardoor er andere dingen van de keeper gevraagd worden. Bij het scouten en trainen zullen we hier dus rekening mee moeten houden.”
Andere manier van scouten
Door het veranderde spel in de Twin Games en de veranderde rol van de keeper daarin, wordt er bij FC Utrecht op een andere manier gescout. “Wat het voor de scouts, de keeperstrainers en de andere mensen binnen de organisatie die besluiten of we een keeper aantrekken lastig maakt, is dat er bij de amateurclubs nog op de traditionele manier gespeeld wordt. Het gebeurt dat een keepertje bij een amateurclub in positieve zin opvalt, maar dat wanneer hij bij ons meetraint, door de mand valt. Een keeper kan in een grote ruimte opvallen door een fantastische lange trap, zijn meevoetballen en ook in het verwerken van schoten, maar wanneer de ruimtes kleiner worden, worden er, zoals gezegd, andere dingen van de keeper geëist. Voor ons is het daarom belangrijk dat we bij het scouten niet volledig op onze eerste indruk afgaan.”
Bij het interview is inmiddels ook Stefan Postma, keeperstrainer van het eerste elftal, aangeschoven. Hij legt uit waar er bij het scouten precies op gelet wordt. Wat het namelijk nog lastiger maakt is dat in een bepaalde leeftijdscategorie keepers worden gescout die aan het werk worden gezien in grote ruimtes, straks in kleinere ruimtes gaan spelen, maar uiteindelijk worden opgeleid voor het eerste elftal en dus om een goede keeper te zijn in grote ruimtes.
Postma: “We kunnen ons afvragen of het niet beter is om de keepers die opvallen in de grote ruimtes aan te nemen in de opleiding en die op een dusdanige manier trainen, dat zij ook goed worden in de kleine ruimte. Maar waar wij voornamelijk op letten is of een keeper een keeper is. Daarmee bedoelen we of iemand over de natuurlijke gave beschikt om een goede keeper te zijn. Een aantal zaken dat hierbij belangrijk is, is of een keepertje naar de bal gaat of letterlijk ‘bang voor de bal’ is en of het een goede beweger is, hoe zijn motoriek is. Vaak zie je dat keepers die op jonge leeftijd opvallen in grote ruimtes, zelf ook groter zijn, maar uiteindelijk motorisch minder onderlegd zijn en daardoor meer moeite hebben om zich de keepersspecifieke technieken eigen te maken. Het is dus de kunst om niet te veel naar het voetballende aspect te kijken, ook omdat meevoetballen en trappen in verhouding de makkelijkste dingen zijn om te ontwikkelen.”
Manier van trainen
Van Veen vult aan hoe er bij FC Utrecht getraind wordt om de keepers stap voor stap te leren omgaan met de kleinere ruimtes en het feit dat de keeper geen terugspeelballen in de handen mag pakken. “We laten de keepers veel mee doen in positiespelletjes en geven hen in eerste instantie een vak waarin ze niet aangevallen mogen worden. Op deze manier kunnen ze in alle rust wennen aan het meevoetballen. Langzamerhand maken we het vak steeds kleiner en uiteindelijk brengen we ze in situaties waarin ze ook aangevallen mogen worden. Eerst werd er bij de jongste jeugd grofweg 75 procent geïsoleerd getraind, maar nu gaan de keepers steeds sneller naar de groep toe.”
“De kern van de keeperstraining in de onderbouw van onze jeugdopleiding ligt in het aanleren van basisvaardigheden. Waar wij echter dieper en meer aandacht aan besteden, zijn de vaardigheden die in de Twin Games naar voren komen. De nadruk ligt op de technische vaardigheden die dominant zijn in de Twin Games. Gedurende de opleiding en richting elf tegen elf bouwen we dat uit naar de handelingen die dominanter zijn op het grote veld. Op deze manier maken wij situaties en handelingen herkenbaar in de context van de wedstrijd en vergroten wij zelfs al bij de jongste jeugd het leereffect.”
Spanje
De voordelen van Twin Games zijn duidelijk: meer schoten en meer handelingen, waardoor het ‘echte keepen’, het tegenhouden van ballen, de boventoon voert. Toch is er volgens Kevin van Veen ook een aantal nadelen. “Doordat het keepen zich afspeelt in kleinere ruimtes, is er minder aandacht voor het spel voor het doel van de keeper. Dit komt op latere leeftijd uiteraard wel aan bod, maar toch pleit ik voor een tussenstap. Ik ben in Madrid geweest om te kijken hoe de Twin Games in Spanje gespeeld worden. Daar wordt bij de O12-teams met buitenspellijnen gewerkt. Aan beide kanten van het veld zijn er rondom de doelen vakken gemaakt, waarin de spelers buitenspel kunnen staan. Hierdoor worden de keepers op jongere leeftijd in situaties gebracht waarin ze diepte moeten bespelen. Een bijkomend voordeel is dat er tussen de verdedigers gecommuniceerd moet worden om op het juiste moment naar voren te stappen om op buitenspel te spelen. Hiermee leren de spelers automatisch om elkaar te coachen in het veld.”
“DE KEEPERS GAAN STEEDS SNELLER NAAR DE GROEP TOE”
Kleinere doelen
“Daarnaast zie ik graag dat wanneer de keepers naar het grote veld gaan, de doelen kleiner, of in ieder geval lager, gemaakt worden. Hiermee zorg je voor een meer realistische situatie, want nu moet een jong keepertje hetzelfde doel verdedigen als een volwassen keeper. Waarschijnlijk helpt het ook bij het op een juiste wijze van scouten van de keepers. In de huidige situatie hebben grote keepers het voordeel, terwijl het er uiteindelijk om gaat hoeveel potentie een keeper heeft en of een keeper een keeper is.”