DE KEEPERSTRAINER I TEKST: ANDRE KRUL I BEELD: MIKE VAN HOUTEN

Corners. Vrije trappen van de zijkant. Voorzetten. Met enig gevoel voor overdrijving kan gesteld worden dat deze spelsituaties voor veel doelmannen nachtmerries zijn. Desalniettemin is het verwerken van hoge ballen een belangrijk onderdeel van het keepersvak, dat in de keeperstraining dan ook veel aandacht verdient. Mike van Houten vindt dit ook, maar benadert het trainen hierop nét iets anders dan de meeste keeperstrainers.  

De 35-jarige Van Houten erkent dat flankballen verwerken een moeilijk aspect van het keepen is. “Dit komt omdat de bal aan de zijkant is en de situatie zich op een centrale plek gaat afspelen. De keeper heeft hierdoor altijd een moment waarin hij het even kwijt is. Vaak betreft het dan ook nog een bewegende situatie, waardoor er veel prikkels op hem afkomen. De context van een voorzet is zo variabel en uiteindelijk afhankelijk van de tijd en ruimte die een keeper krijgt. Deze context wordt bepaald door de vele facetten die meespelen bij het maken van een bepaalde keuze (zie afbeelding 1). Om comfortabel te worden bij voorzetten en om zo vaak mogelijk in een split second de juiste keuzes te maken, zal een keeper heel veel op deze situaties moeten trainen.”

Opsluitbeen 

Daar komt nog bij dat er volgens Van Houten in het hedendaagse voetbal steeds compacter wordt verdedigd. Teams reageren hierop door voorzetten te geven vanuit de halfspace (de ruimte tussen het midden en de zijkant van het veld) of teruggetrokken voorzetten te geven. Mede door de complexiteit van het verwerken van hoge ballen, vindt de oud-keeper van onder meer DOVO en Babberich dat er niet te veel aandacht moet worden besteed aan de knie-inzet, door hem ‘opsluitbeen’ genoemd. 

“Bij mij als jeugdkeeper werd het inzetten van het opsluitbeen vroeger heel veel gedrild, maar door de jarenlange ervaring die ik nu als trainer heb, heb ik hierop terugkijkend het gevoel dat het mij toen geblokkeerd heeft. Ik ben van mening dat de beeninzet niet groter moet worden gemaakt dan het moment van afzetten naar de bal toe. De keeper kan wel zijn opsluitbeen omhoog doen om zichzelf te beschermen tegen de inkomende spits, maar door een onnatuurlijke houding kan hij geblokkeerd worden in het zo snel mogelijk onderscheppen van de bal. Het gevolg kan zijn dat de keeper dan te laat bij de bal is. Een trainer moet zich ervan bewust zijn dat het resultaat van handelen uiteindelijk het allerbelangrijkste is.”

“Soms heb ik het idee dat het inzetten van het opsluitbeen zo gedrild is, dat het van groter belang wordt gemaakt dan het moment van afzetten naar de bal”

Het kan voorkomen dat een bal zo snel voor het doel komt, dat de keeper niet volgens het ideaalplaatje kan werken. “Stel dat de bal van rechts komt, dan zou je volgens veel trainers het linkeropsluitbeen moeten gebruiken, terwijl het dan kan gebeuren dat de timing van je afzet niet klopt en je te laat bij de bal bent. Ik heb liever dat de keeper zijn linkerbeen ook ziet als een eventueel afzetbeen om zodoende voor de spits te komen, dan dat hij zich op de een of andere manier tegen hem beschermt.”

De geboren Arnhemmer vervolgt: “Veel keepers zie je ook als de bal heel laag wordt voorgegeven, zeg maar op ooghoogte, een opsluitbeen gebruiken, terwijl je eigenlijk zo snel mogelijk de bal wilt aanvallen. Als je de snelheid van je pas gebruikt en je lichaam in een natuurlijke voorwaartse en horizontale beweging naar de bal toebrengt, ben je eerder bij de bal dan wanneer je je knie omhoog gooit. Nogmaals, ik vind dat je moet oppassen dat het gebruiken van een bepaalde techniek niet belangrijker wordt gemaakt dan het resultaat van handelen en je keepers daardoor blokkeert.”

 “Ik vind dat je moet oppassen dat het gebruiken van een bepaalde techniek niet belangrijker wordt gemaakt dan het resultaat van het handelen en je keepers daardoor blokkeert”

Op reis met een rugzak 

Van Houten is daarnaast van mening dat bij voorzetten niet teveel de nadruk moet worden gelegd op het vangen van de bal. “Je hoort vaak dat keepers alle ballen moeten pakken. Ik denk juist dat wanneer je er als trainer voor zorgt dat keepers zich bij flankballen comfortabeler voelen met stompen en tippen, ze veel meer gaan uitkomen. In het huidige voetbal met de halfspacevoorzetten en teruggetrokken voorzetten gaan de ballen veel harder, sneller en dichterbij het doel, waardoor het onmogelijk is om alles te vangen.”

Het is volgens Van Houten belangrijk dat keeperstrainers ervoor waken dat de doelmannen alles moeten vasthouden. Het gevaar schuilt er dan in dat ze alleen maar uitkomen wanneer ze denken de bal daadwerkelijk te kunnen vangen. “Op het moment dat een keeper de technische vaardigheden aanleert van het goed stompen en goed doortippen van de bal als deze achter hem valt, dan geloof ik erin dat hij vaker durft te komen. Wanneer de keeper deze tools goed beheerst, zal hij veel meer vertrouwen hebben, omdat hij denkt: ik kan deze situatie niet op één manier oplossen, maar op superveel manieren. Al met al ben ik ervan overtuigd dat je met deze insteek de doelman veel meer kunt laten komen bij voorzetten.”

“Ik denk dat wanneer je er als trainer voor zorgt dat keepers zich bij flankballen comfortabeler voelen met stompen en tippen, ze veel meer gaan uitkomen”

Om zijn visie op opleiden te verduidelijken, gebruikt Van Houten graag een metafoor. “De keepers die ik train moeten het zien alsof ze met mij op reis gaan met een rugzak op. Tijdens die reis geef ik de doelmannen zoveel mogelijk tools om in deze rugzak te stoppen, want hoe meer tools ik geef, hoe groter de kans is dat zij bepaalde spelsituaties goed kunnen oplossen, waardoor het resultaat van handelen groter wordt.”

“De keepers die ik train moeten het zien alsof ze met mij op reis gaan met een rugzak op”

De tools worden door Mike van Houten tijdens de trainingen aangereikt. Hij geeft een voorbeeld van een interessante oefening (zie oefening 1). “Soms zet ik vijf dummies neer voor het doel en ga ik keiharde voorzetten trappen, waarbij de bal de dummies niet mag raken. Dan zijn het bijna gewoon schoten vanaf de zijkant en moeten de keepers dus wel helemaal vol voor die poppen zitten. Ze hoeven de bal niet te vangen, maar de bal mag nooit de poppen raken. Dat lukt niet door elke bal te willen vangen.”

Bananenballen 

Wanneer de bedreven keeperstrainer op geïsoleerde technische vaardigheden traint, is er een belangrijke rol weggelegd voor het stompen en tippen. “Ik denk dat dit iets is wat echt een ondergeschoven kindje is en dat er veel meer aandacht aan besteed moet worden”, aldus Van Houten. Naast het trainen van de vaardigheden is het heel belangrijk om steeds trainings- en wedstrijdmomenten te analyseren en te evalueren welke tools in welke situaties zijn gebruikt en of dit de juiste keuze was.

De context van een voorzet wordt bepaald door de vele facetten die meespelen bij het maken van een bepaalde keuze.

De oud-keeperstrainer van De Graafschap, FC Utrecht en FC Twente vindt dat door het trainen van veel verschillende keeperstechnieken de keepers hun eigen ‘wapens’ gaan ontwikkelen. “Een keeper gaat op een gegeven zelf kiezen welke tools hij als belangrijkste gaat zien, dat worden dan zijn wapens.” Wanneer het gaat over een doelman die veel tools in zijn rugzak heeft, pakt Van Houten Bayern München-keeper Manuel Neuer eruit. 

“Neuer speelt zoveel bananenballen, dat is ongelofelijk. In Nederland moet alles met binnenkantje voet gespeeld worden en zonder effect, maar voor mij is Neuer de keeper met de meeste creativiteit in de opbouw en vindt hij de meeste oplossingen. Dit komt puur door het feit dat hij op veel verschillende manieren de opbouw verzorgt en dat is niet alleen maar volgens de ‘juiste’ techniek, maar soms bijvoorbeeld ook met buitenkantje voet. Omdat die hele rugzak van hem zo vol zit, is hij zo goed in het meevoetballen. Door zijn vele tools kan Neuer alle situaties op verschillende technische manieren aanpakken. Dit doet hij in combinatie met het scannen van zijn omgeving, waardoor hij precies weet hoeveel tijd en ruimte hij heeft en zodoende vaak de juiste keuzes maakt.”

Justin Bijlow 

Mike van Houten, alweer even weg uit Nederland, hoopt dat de vaderlandse talenten aanvallend worden opgeleid. “Ik vind dat wij in de opleidingen zoveel mogelijk offensieve keepers moeten opleiden, omdat het makkelijker is om later een aanvallende doelman te leren defensiever te keepen dan andersom. Voor een verdedigend opgeleide keeper zal het heel eng en moeilijk zijn om op latere leeftijd verder van de goal te keepen en meer durven uit te komen.”

“Het is makkelijker om later een aanvallende doelman te leren defensiever te keepen dan andersom”

Het plezier en enthousiasme spatten er tijdens de training van Van Houten vanaf.

Justin Bijlow is hier een mooi voorbeeld van. “Van nature wil hij altijd agressief en vooruit keepen. In het begin zag je dat hij hierin zoekende was en weleens de fout in ging, maar puur door zijn ervaring die hij in de loop der jaren heeft opgedaan, zie je dat hij nu steeds beter de keuze tussen het aanvallen van de bal en het terugstappen naar de lijn om een schot of kopbal te verwerken herkent. Hij is voor mij het schoolvoorbeeld van opleiden.” 

Bij offensief opleiden hoort het maken van fouten om de keeper te leren zijn grenzen op te zoeken. “Dan gáát hij er een keertje onderdoor, dat maakt helemaal niet uit. Of hij komt een keer uit en verliest een duel. Dan kan er gezegd worden dat hij niet moet komen omdat het te risicovol is, maar je kunt in het kader van opleiden ook zeggen dat de keeper de volgende keer gewoon weer gaat komen, alleen dat hij het nu beter gaat doen. Dus bijvoorbeeld beter timen, of in het geval dat de bal verkeerd wordt weggestompt, zorgen dat de bal een andere richting wordt opgestuurd.”

Er kan hier onderscheid worden gemaakt tussen fouten waarbij de verkeerde keuze wordt gemaakt – uitkomen terwijl dat eigenlijk niet kon – en fouten waarbij de keuze wel goed is, maar de uitvoering niet. Zoals uit het verhaal van Van Houten blijkt, is het goed om te analyseren en evalueren en veel op technische vaardigheden, de tools in het rugzakje, te trainen. Tot slot geeft hij een voorbeeld van hoe in zijn tijd bij De Graafschap jeugdkeepers gestimuleerd werden om uit te komen. 

“Toen ik op twintigjarige leeftijd als keeperstrainer bij De Graafschap begon, hadden we, puur ter ontwikkeling van de keepers, bij corners de keuze gemaakt om zowel een speler bij de eerste als de tweede paal te zetten. Op deze manier kon ik tegen mijn keepers zeggen: ‘Hé kijk eens, je gaat gewoon lekker komen, want als je de bal niet hebt, staan er altijd nog twee spelers van je op de doellijn en die helpen je’. Waar het uiteindelijk om gaat, is dat er niet wordt gedacht aan het winnen van wedstrijden, maar aan het ontwikkelen van keepers.”

Vorig artikelMissey aan de Mersey: John Achterberg en de weg naar de wereldtop met Liverpool
Volgend artikelMaarten Arts: De vaardigheden van de moderne keeperscoach