1:1-situaties met verdedigers en aanvallers

Organisatie:

  • Keeper speelt bal over grond naar aanvaller die buiten zestienmetergebied staat. Op hetzelfde moment sprint verdediger die naast doel staat richting aanvaller om 1:1-duel te spelen
  • Aanvaller moet scoren binnen 10 seconden. Wanneer verdediger bal afpakt heeft hij ook 5 seconden om te scoren op een van de kleine doeltjes
  • Wanneer keeper bal in handen heeft kan hij middels rol of slingerworp scoren
  • Bal over, naast of uit is wisselen betekent doordraaien: nieuwe keeper, verdediger en aanvaller, Oefening kan ook met 1 keeper gedaan worden

Variatie:

  • 2 aanvallers tegen 1 verdediger
  • 3 aanvallers tegen 2 verdedigers (2e verdediger start naast andere paal). Aanvallers hebben nu 15 seconden om te scoren
  • Veld groter of kleiner maken
  • Keeper speelt bal door lucht of met mindere been (door lucht)

Coaching:

  • Goede samenwerking tussen keeper en verdediger(s): keeper moet dwingend en duidelijk aanwezig zijn. Belangrijk hierbij is dat keeper aan verdediger laat weten welke kant hij moet afschermen
  • Keeper moet steeds juiste keuzes maken wanneer aanvaller in scoringspositite komt: wachten op schot, doel verkleinen of bal aanvallen
Vorig artikel1:1-situaties trainen ter voorbereiding op de groepstraining
Volgend artikelVoorzet, voortzetting en schot