Decisionmaking in 1:1-situaties (1)

Organisatie:

  • Trainer speelt samen met K3 en K4. Zij mogen gehele ruimte bespelen en scoren bij K1 of K2. K5 helpt K1 en K2 als verdediger
  • Er wordt net zo lang doorgespeeld tot bal uit veld is of doelpunt valt. Trainer start dan met nieuwe bal
  • Altijd doorspelen bij rebounds. Er mag dan op beide doelen gescoord worden. Dus stel dat K1 bal los laat, dan mogen trainer, K3 en K4 ook scoren bij K2
  • Wanneer K1 of K2 bal verovert opent hij bal naar trainer
  • Na aantal minuten draaien keepers door van positie

Variatie:

  • Veld groter of kleiner maken of op kleinere doelen spelen (afhankelijk van leeftijd en niveau)
  • Bij minder keepers kan er gespeeld worden met veldspelers. Dit heeft zelfs de voorkeur. Functie K3 en K4 kan worden ingenomen door aanvallers, functie K5 door verdediger. Rol K5 kan ook worden ingenomen door assistent-keeperstrainer  
  • Er moet binnen bepaalde tijd (bv. 10 seconden) tot doelpoging worden gekomen

Coaching:

  • Keepers in doelen moeten steeds juiste keuze maken om uit te komen om bal aan te vallen of doel te verkleinen, te blokken of te blijven staan. Bij uitkomen en blokken is timing belangrijk: op juiste moment naar voren komen en op juiste moment stilstaan
  • Er moet snelheid in spel zitten. Trainer, K3 en K4 moeten bal snel rondspelen en snel tot doelpoging komen
  • K1 en K2 moeten goed samenwerken met K5: zorgen dat hij bal kan onderscheppen of bij schot deel van doel afschermt
Vorig artikelKeepersvolley met stompen en tippen
Volgend artikelDecisionmaking in 1:1-situaties (2)