DE KEEPERSTRAINER I TEKST: ANDRE KRUL I BEELD: ED VAN DE POL, PEC ZWOLLE MEDIA, BRIAN TONKS/ MILLWALL FC
De keeper en de aanvaller. In het voetbalspel zijn het waarschijnlijk de twee grootste tegenpolen. De een is gericht op scoren, de ander vooral op tegenhouden. Maar kunnen keepers ook iets van aanvallers leren? KeepersMagazine denkt van wel en kruipt in de huid van drie topaanvallers: Vangelis Pavlidis (AZ), Ferdy Druijf (PEC Zwolle) en Zian Flemming (Millwall FC). Centrale vraag: wat kunnen keepers doen om het scoren voor hen zo moeilijk mogelijk te maken?
Lars Unnerstall
Het meest directe gevecht tussen keeper en aanvaller vindt plaats bij een penalty. Zeker in het profvoetbal worden er door keepers en trainers lijstjes bijgehouden van de penaltynemers. Beroemd is de kaartenbak van oud-trainer Jan Rekers. Tegenwoordig zijn er allerlei datasystemen, waarin met één druk op de knop de hele penaltyhistorie van een speler zichtbaar wordt gemaakt. PEC-spits Ferdy Druijf weet dit maar al te goed. “In de uitwedstrijd tegen FC Twente kregen we een penalty. Vorig seizoen speelde ik in Oostenrijk bij Rapid Wien en miste ik twee penalty’s. Beide schoot ik in de linkerhoek. Ik wist dat Lars Unnerstall dat ook wist; die analyseert dat natuurlijk ook. Het meest voor de hand liggende was dat ik deze keer rechts zou schieten. Daarom schoot ik bewust weer links en scoorde ik. Na de wedstrijd kwam Unnerstall naar me toe. Hij zei dat hij echt dacht dat ik rechts zou schieten. Deze spelletjes tussen spits en keeper zijn wel mooi.”
Ferdy Druijf: “Na de wedstrijd kwam Unnerstall naar me toe om te zeggen dat hij dacht dat ik rechts zou schieten”
Analyses
Tegelijkertijd is het een treffend voorbeeld van hoe aanvallers ook met keepers bezig zijn. Druijf zegt informatie te halen uit de analyses. “We kijken vóór de wedstrijd hoe we kansen kunnen creëren in de zestien. Sommige keepers komen bijvoorbeeld niet graag uit bij voorzetten bij de eerste paal. Ze zijn meer ingesteld op een bal naar het midden of de tweede paal en staan daardoor verkeerd opgesteld. Dan weet ik dat er ruimte bij de eerste paal ligt en zeg ik tegen m’n teamgenoten dat ze de bal daar moeten voorgeven.”
Jan Oblak
AZ-aanvaller Vangelis Pavlidis valt het ook op dat keepers niet altijd goed gepositioneerd staan. “Regelmatig laten ze ruimte open in de korte hoek, omdat ze een breedtepass of voorzet eruit willen halen. Ze anticiperen op deze bal, waardoor er voor een aanvaller kansen liggen om direct te scoren.” Positiekiezen is voor een doelman het belangrijkste om doelpunten te voorkomen. Jan Oblak is voor de Griekse international wat dat betreft de beste keeper. “Met het nationale team heb ik tegen hem gespeeld. Hij kiest ongelofelijk goed positie. Telkens leek hij weer op de juiste plaats te staan.”
Moment van uitkomen
Vervolgens gaat het volgens Pavlidis erom op het juiste moment het doel kleiner te maken. Een keeper moet zeer goed het moment van uitkomen bepalen. Daar is Zian Flemming het mee eens. De oud-speler van Jong Ajax, PEC Zwolle, NEC en Fortuna Sittard maakt momenteel furore bij Millwall FC in de Engelse Championship. Hij heeft het voornamelijk over situaties waarin de bal in de ruimte achter de verdediging wordt gespeeld en waarbij de spits moet handelen onder druk van verdedigers. In veel gevallen denkt Flemming dat de keeper helemaal niet uit moet komen. “Je hebt als aanvaller heel weinig tijd aan de bal. Ik denk dat wanneer de keeper op de lijn blijft staan, of net ervoor, en zich focust op het schot, hij de meeste ballen met zijn reactie kan pakken. Vaak moet ik namelijk zo snel handelen dat ik nog wel hard kan schieten, maar niet secuur.”
Als de speler niet onder druk staat van een verdediger, vindt Flemming dat de doelman uit moet komen. “Heb ik de bal op korte afstand van het doel vrij liggen en kan ik een halve seconde de tijd nemen om de bal te plaatsen, dan is de keeper in principe kansloos wanneer hij op zijn lijn blijft. In dit geval moet hij verkleinen of er meteen bovenop zitten en zorgen dat hij heel kort op de bal komt. Dan hoeft hij de bal geeneens aan te vallen, maar kan hij gewoon blijven staan en zichzelf groot maken. Hij moet niet drie stappen naar voren zetten om vervolgens te wachten. Omdat de reactietijd dan zo kort is, hoef ik alleen maar langs de benen te schieten. Hetzelfde geldt wanneer de keeper tijdens het uitkomen nog in beweging is.”
Lang wachten
Het is dus wegblijven óf op het juiste moment verkleinen en kort komen. Of er wel of geen verdedigers in de buurt zijn, bepaalt grotendeels welke keuze de keeper maakt. Als de aanvaller in een 1:1-situatie alleen op de keeper afkomt, zónder directe druk van een verdediger, moet hij volgens Flemming zo lang mogelijk blijven wachten. “In principe vind ik het altijd het makkelijkst als de keeper vroeg naar de grond gaat. Dan hoef ik de bal alleen maar langs of over hem heen te spelen en is het een doelpunt. Echt goed in de hoek schieten is niet eens meer nodig. Deze situaties komen heel zelden in de wedstrijd voor. Maar áls ze voorkomen, probeer ik wel echt te blijven kijken.”
Zian Flemming: “Als de keeper vroeg naar de grond gaat, hoef ik de bal alleen maar langs of over hem heen te spelen en is het een doelpunt”
Schijnschot
Druijf is het eens met de woorden van Flemming. “Bij een 1:1-duel vind ik het lastig als de keeper blijft staan. Daar wordt door keeperstrainers natuurlijk ook altijd op gehamerd. Dan ga je als spits toch denken: ‘Oh, hij blijft staan, in plaats van dat hij een hoek induikt. Nu kan ik de bal niet rustig in de andere hoek tikken.’ Wanneer de keeper niet te vroeg duikt, moet ik soms om hem heen gaan. Dan kan hij altijd nog meebewegen en me naar een moeilijke hoek dwingen.” Druijf probeert de doelman soms ook naar de grond te krijgen door middel van een schijnschot. “Als hij dan nog steeds blijft staan en doorheeft dat ik dit doe, ga ik twijfelen. Ik denk dan toch: ‘Shit, wat ga ik nu doen?’ Dat vind ik heel erg lastig.”
Automatisch
Flemming heeft al aangegeven dat deze 1:1-duels zeldzaam zijn. Om lang naar de keeper te blijven kijken ontbreekt in de meeste situaties de tijd. De Amsterdamse aanvaller neemt vanuit zijn ooghoeken echter wel waar wat de keeper doet. De keuze die hij maakt laat hij vervolgens zoveel mogelijk aan zijn gevoel over. “Middenin acties kijk ik niet te veel naar de keeper, maar vertrouw ik vooral op getrainde vastigheden. Dat gaat eigenlijk automatisch.”
Voor Druijf geldt min of meer hetzelfde. “Stel dat ik van tevoren te horen krijg dat de mindere hoek van de keeper zijn linkerhoek is, dan ga ik hier wel over nadenken. Maar wanneer ik in de wedstrijd een schotpoging van de zestien krijg, denk ik niet meer na. Wat vooraf besproken is, gaat dan automatisch. Linkerkant. Boem. In één keer! Dan moet je doen waar je je goed bij voelt en gewoon de overtuiging hebben dat je die bal erin gaat rossen.”
Verdedigers
Ook Pavlidis gaat voornamelijk van zijn eigen kracht uit. “Ik kijk vooral naar mijn eigen positie en mogelijkheden. Als je zelf goed schiet, zit een doelpoging bijna altijd. En vaak gaat zo’n moment zó snel, dat je niet altijd de tijd hebt om heel lang en over veel dingen na te denken.” Voor Flemming speelt de positie van de verdedigers bij schoten van grotere afstand ook een grote rol. “Als er verdedigers in de buurt zijn, kun je wel naar de keeper kijken, maar vaak is er dan maar één hoek vrij waarin je kunt schieten.”
Vangelis Pavlidis: “Ik kijk vooral naar mijn eigen positie en mogelijkheden. Als je zelf goed schiet, zit een doelpoging bijna altijd”
Situatie lezen
De Millwall-aanvaller is van mening dat doelmannen hier meer mee kunnen doen. “Ik zie voor m’n gevoel toch wel vaak goals, waarvan ik denk: ‘Keeper, je weet toch allang al dat hij daar gaat schieten?’ Dat geldt in het algemeen, maar helemáál als de keeper de speler ook nog kent. Dan weet je wat hij gaat doen. Ik vind ook dat, als de verdediger een hoek dichtzet, de keeper al een stap kan zetten voordat er geschoten wordt. Dat kun je gokken noemen, maar ik noem het liever ‘het lezen van de situatie’. Wanneer de keeper dit doet, moet je heel erg goed schieten om te scoren.”
In gesprek
Flemming zegt dat hij deze situaties met zijn eigen keepers bespreekt. “Niet heel vaak of heel uitvoerig, maar we hebben het er weleens over. Waarom pakte je mijn bal, kon je al lezen waar ik ging schieten? Dat komt van beide kanten en is een soort natuurlijke wisselwerking.” Uit de woorden van Flemming blijkt dat het voor keepers zeer zinvol kan zijn om af en toe met aanvallers in gesprek te gaan. De taak van de keeperstrainer is om dit in gang te zetten en te stimuleren.