De ’traditionele’ keeper komt bijna kotsend van vermoeidheid van het trainingsveld. Ook bij PSV schuwen ze de fysieke arbeid niet, maar op De Herdgang wordt vooral wedstrijdgericht getraind. “Het moeilijkste aspect van keepen is het lezen van de wedstrijd. Door wedstrijdsituaties na te bootsen weten keepers in het veld sneller en beter de juiste oplossing te kiezen.”

TEKST: MARTIN VELDHUIZEN | BEELD: MARTIN VELDHUIZEN EN PSV

Van keepers wordt beweerd dat ze gek of op z’n minst een beetje apart zijn. Terwijl hun voetballende teamgenoten dol zijn op positiespelletjes en afrondoefeningen komen keepers het liefst uitgeput van het trainingsveld. Onder de modder, omdat de keeperstrainer ze het hele doelgebied heeft doorgejaagd en talloze schoten op hen heeft afgevuurd. Moeten ze bijna kotsen van de zware inspanningen, dan hebben ze lekker getraind. Ook bij PSV schuwen ze de fysieke arbeid niet, maar op De Herdgang traint men vooral wedstrijdgericht. Damian Ranzijn: “Het moeilijkste aspect van keepen is het lezen van de wedstrijd. Door wedstrijdsituaties na te bootsen weten keepers in het veld sneller en beter de juiste oplossing te kiezen.”

Stilliggende ballen
Ranzijn is als keeperstrainer werkzaam in de onderbouw van de Brabantse eredivisieclub. Het verschil in werkwijze met de amateurclubs waar hij als speler en keeperstrainer actief was of is (zie kader) vindt hij opvallend. “Bij veel clubs wordt gewerkt vanuit stilliggende ballen, waarbij gebruik wordt gemaakt van pylonen, hekjes en dat soort materiaal. Dat is prima om de verschillende keeperstechnieken als vangen, vallen, duiken en springen te trainen, maar heb je ooit een keeper gezien die tijdens een wedstrijd eerst een pylon aantikt voordat hij naar de bal duikt? En behalve bij dode spelmomenten ligt de bal tijdens wedstrijden toch bijna nooit stil? Daarom trainen we bij PSV vaak wedstrijdgericht, waarbij situaties die tijdens de wedstrijd veelvuldig voorkomen worden nagebootst. Zoals een buitenspeler die met een trekbal zijn spits probeert aan te spelen, of een tegenstander die de bal in de ruimte achter onze verdediging probeert te leggen.”

Terwijl bij de meeste amateurclubs slechts ruimte is voor hooguit één keeperstraining in de week, biedt PSV er wekelijks minimaal twee aan. Dat de PSV-keepers veelvuldig op wedstrijdsituaties trainen komt echter niet alleen doordat bij de club meer trainingsuren beschikbaar zijn. Het is vooral de overtuiging dat wedstrijdgericht trainen tot een betere ontwikkeling van de keepers leidt, die de voorkeur bij de Eindhovenaren bepaalt, zegt Ranzijn. “Zoals gezegd is het lezen van de wedstrijd het moeilijkste aspect van keepen. Hoe kun je de gedachte raden van de tegenstander? Hoe kun je zien wat hij van plan is, waar hij heen wil lopen, waar hij de bal naar toe passt of met welk been hij gaat schieten? Door tijdens trainingen vaak voorkomende situaties na te bootsen, gaan keepers die momenten herkennen. Hierdoor kiezen ze tijdens wedstrijden sneller de juiste oplossing. Dat werkt in onze optiek beter dan een serie van tien stilliggende ballen op hen af te vuren.”

Basistechniek
Ranzijn haast zich te zeggen dat ook de techniek bij PSV wel degelijk aandacht krijgt. “Zonder een goede basistechniek kun je niet keepen. Vooral in de onderbouw trainen de keepers op het voetenwerk, de balans, de afzet en het vangen van de bal. Die technieken leren wij ze deels op een speelse manier. In de onderbouw werken we met het zogeheten FUNdament, vier opleidingscentra op verschillende locaties. Elke maandag komen de talenten van die verschillende centra voor een gezamenlijke training naar De Herdgang. Meestal beginnen we met loopscholing zoals wenden, draaien, keren en sprintjes. Maar ook in die sprints houden we bijvoorbeeld al rekening met wedstrijdsituaties. Ze zijn maximaal tien meter, want in de wedstrijd loopt een keeper bijna nooit meer dan die afstand. Dan heeft het ook niet zoveel zin erop te trainen.”

Vervolgens krijgen de topkeepers in spe vijftien minuten vrij spel. In dat kwartier bedenken ze samen een oefening of spelvorm, waarbij ze gebruik mogen maken van attributen uit andere sporten, zoals een frisbee of rugbybal. Ze mogen verzinnen wat ze willen, mits de typische keepersaspecten maar aan bod komen. Ranzijn haalt twee voorbeelden aan. “In twee aaneengesloten vierkanten van ongeveer tien meter gooiden twee teams elkaar via een stuit een rugbybal toe. Werd de bal niet gevangen of kwam hij buiten het vierkant, dan leverde dat een strafpunt op voor het ontvangende team. De ploeg met de minste strafpunten won. Een andere oefening was een variant op trefbal. Vier keepers, aan elke zijde van een vierkant één, moesten een keeper die in het midden stond afgooien. Het ging erom hoelang die keeper de bal kon ontwijken. In beide oefeningen werd veel gevraagd van de oog-handcoördinatie, in combinatie met snel voetenwerk, vangen, duiken, vallen, overzicht houden, reageren, anticiperen en samenwerken. Uitstekend voor de technische ontwikkeling en, ook niet onbelangrijk, het plezier was groot.”

Kiezen
In Eindhoven hebben ze een sterke voorkeur voor doelmannen met lef, die heersen in het zestienmetergebied. “Ballen afpakken vinden wij belangrijker dan alleen maar tegenhouden. Een voorzet in het doelgebied moet sowieso voor de keeper zijn. Als de bal buiten het doelgebied komt en een keeper denkt dat hij erbij kan, dan moet hij wat ons betreft gáán. Maar hij moet zélf kiezen. Tijdens wedstrijden staat er tenslotte ook geen trainer achter het doel om te vertellen wat hij moet doen. Of zijn keuze de juiste was, kun je achteraf pas vaststellen. Gaat het fout, dan is dat maar zo.”

In de wedstrijdgerichte trainingen bij PSV komen vervolgens de keuzes, die de keeper tijdens het voorbije duel maakte, aan bod. Ranzijn en zijn collega’s doen dat niet door de keepers te vertellen wat ze anders hadden moeten doen, maar door de doelmannen vragen te stellen. “Ik haal de betreffende situatie tijdens de training terug. Eerst vraag ik waarop hij zijn keus baseerde. Vervolgens wat het gevolg was van zijn handelen, of hij andere opties had en zo ja welke. Als een doelman vindt dat hij de juiste beslissing nam, omdat hij de bal tegenhield bijvoorbeeld, dan speel ik de situatie na en schiet ik de bal er wél in. Op die manier dwing ik hem toch over zijn optreden en keuze na te denken. Maar één ding staat voorop: we hebben liever een keeper die een verkeerde keus maakt, dan één die niet kiest.”

Positief effect
De wedstrijdsituaties worden geïsoleerd (met alleen de keepers) en als team getraind. Volgens Ranzijn kan het ontbreken van veldspelers zelfs een positief effect hebben. “Door keepers als veldspeler te laten fungeren werken ze niet alleen aan hun aanname en traptechniek, ze ervaren ook wat de tegenstander ziet en hoe hij mogelijk denkt.”

Hij noemt vervolgens de voorzet vanaf de zijkant als wedstrijdsituatie waarop wordt getraind. “Vooropgesteld: alles staat of valt met hoe de keeper zich op zijn acties voorbereidt. Ik let altijd sterk op de balans van mijn keepers. Ik wil dat ze op hun voorvoeten staan, met de balans naar voren en spanning op de bovenbenen. En ik vraag ze erop te letten waar de man met de bal naar kijkt. Ze moeten proberen de gedachte van die speler te lezen. Bij de voorzet vanaf de flank (zie oefening 1) moet de keeper eerst inschatten of de man met de bal kan scoren. In dat geval moet hij de korte hoek afdekken en dicht bij zijn doellijn blijven. Is de hoek voor de aanvaller te moeilijk, dan verwachten we dat hij de voorzet of trekbal probeert te verhinderen. Zeker als er aanvallers op korte afstand voor zijn doel verschijnen, moet hij een paar meter vóór zijn lijn positie kiezen. Daarna is het een kwestie van anticiperen op de man in balbezit, de eventuele voorzet en de acties van lopende aanvallers.”

Een andere wedstrijdsituatie is de dieptebal of steekpass die achter de PSV-verdediging wordt gelegd. “Wij willen keepers die zo ver mogelijk voor hun doel acteren. Is de bal op de helft van de tegenstander, dan staat hij wat ons betreft buiten het strafschopgebied. Maar de keeper moet dit zelf inschatten en zo positie kiezen, dat hij in ieder geval zijn doel kan verdedigen. Schiet de tegenstander de bal van eigen helft over hem heen dan klappen we voor een mooi doelpunt en trappen weer af. Ja, echt waar! Maar zelfs op het allerhoogste niveau zie je nauwelijks doelpunten die vanaf eigen helft worden gemaakt. Het is toch moeilijker dan het lijkt. Ver voor je goal keepen heeft ook een psychologisch voordeel, zeker als je daardoor een paar aanvallen onschadelijk maakt. Tegenstanders spelen dan toch minder snel diep.”

Volgend artikelDe vrije trap centraal (Deel 3)