Organisatie:
- K1 verdedigt de 2 kleine doeltjes. K2, K3 en K4 spelen bal rond en hebben maximaal 3 balcontacten. Keeper die ingespeeld wordt moet steeds 2 afspeelmogelijkheden hebben. Keepers moeten dus steeds naar een verschillende positie bewegen (pylon)
- Keepers die voor doeltje staan hebben steeds 2 opties: proberen te scoren of bal overspelen. Er mag maximaal 5 keer rondgespeeld worden voordat doelpoging ondernomen wordt
- K1 mag elke pass proberen te onderscheppen en mag na elke aanname bal proberen aan te vallen of te blokken
- Na bepaalde tijd (ongeveer 20 tot 45 seconden) draaien keepers door of na elke doelpoging waarbij er niet gescoord wordt (bij doelpunt blijft keeper doeltjes verdedigen)
Variatie:
- K2, K3 en K4 mogen bal maximaal 2 keer raken (moeilijker) of 4 keer (makkelijker)
- Doelpoging moet direct ondernomen worden (bal mag dus niet meer worden aangenomen voordat er geschoten wordt)
- Keeper (of trainer) staat op vrije positie, waardoor er 4:1 gespeeld wordt en er niet meer van positie hoeft te worden gewisseld
- Spelvorm van maken door op tijd te werken en scores bij te houden
Coaching:
- K1 moet lef hebben en vooruit durven te keepen. Steeds loeren of hij pass kan onderscheppen of bal na aanname kan aanvallen of blokken
- K1 moet zich z.s.m. verplaatsen en op tijd klaar staan om te reageren wanneer er doelpoging ondernomen kan worden (doeltje mag nooit leeg zijn)
- K2, K3 en K4 moeten zuiver passen (juiste snelheid, op juiste been en zonder stuit) en daarbij beide benen gebruiken (geldt ook voor aannames)
- K2, K3 en K4 moeten steeds op tijd in positie zijn om elkaar 2 afspeelmogelijkheden te geven. Snelle verplaatsing is voor hen dus ook belangrijk