Reflexen

Organisatie:

  • K1 staat met rug naar trainer en K2 toe. Op teken trainer draait K1 zich om en krijgt harde volley binnen zijn bereik. Bij 1 schiet trainer, bij 2 schiet K2
  • Na ongeveer 8 schoten wisselen K1 en K2 van positie
  • Bij 3 keepers trapt K3 en observeert trainer

Variatie:

  • Ander teken afspreken, bv.: bij ander getal, kleur, naam etc., waardoor keeper in doel extra moet focussen
  • Andere ballen trappen, zoals lage bal of volley met stuit
  • Spelen met afstanden
  • Eerst bal trappen, waarna trainer tekent geeft aan keeper om zich om te draaien, is moeilijker dus goed aanvoelen hoe hard bal gespeeld moet worden

Coaching:

  • Keeper draait zich z.s.m. om. Trainer en K2 trappen direct na teken, zodat K1 uitgedaagd wordt heel snel te reageren
  • Het draaien van keeper mag niet ten koste gaan van verwerking schot op technisch juiste manier
  • Goed aanvoelen hoe hard bal gespeeld kan worden: niet te makkelijk en niet te moeilijk maken. Keeper moet uitgedaagd worden

Vorig artikelVoorzet, voortzetting en schot
Volgend artikelPositiespel met het team om meevoetballen te verbeteren en omschakelmomenten te leren herkennen