Kleinere ballen, een kleiner doeltje, een stick in de hand, een dik pak: het spel als hockeykeeper is wezenlijk anders dan dat van voetbalkeeper. Maar in absolute zin is de essentie hetzelfde: ballen tegenhouden. Een interessante vraag is: hoe worden de keepers in het hockey getraind en wat kunnen we in het voetbal hiervan leren? Martijn Drijver geeft in een tweedelig interview antwoord.
TEKST: ANDRE KRUL | BEELD: STEFAN POSTMA
De belangrijkste elementen in het fundament van de keepersfilosofie van hockeykeeperstrainer Drijver zijn het trainen van de ogen en het stilstaan op het moment van schieten. In dit eerste deel van het interview wordt voornamelijk ingezoomd op het stilstaan. Drijver: “De ogen bepalen uiteindelijk altijd wat het lijf doet en daarom is het essentieel dat de keeper de bal met zijn ogen blijft volgen tot het moment dat hij de bal raakt met de hand, stick of voet. Hierbij moet de keeper altijd vanuit stilstand werken. Wanneer hij ook maar iets in beweging of uit balans is, heeft hij bij zowel een bal met hoge als met lage snelheid veel minder kans om te reageren. Vandaar dat ik ook altijd zeg dat het voor de keeper beter is om op de verkeerde plek stil te staan dan om op de goede plek in beweging te zijn.”
Gokken
Wanneer Drijver, bij wie sport in hart en nieren zit, naar het voetbal kijkt, valt hem op dat keepers vaak in beweging en uit balans zijn op het moment dat er geschoten wordt. “Ik heb het idee dat er in het voetbal veel wordt gegokt door keepers en dit maakt dat zij afhankelijk worden van de factor geluk. En voor mij is de factor geluk een hele slechte partner. Daarom ben ik er ook op tegen wanneer een trainer bijvoorbeeld een analyse van een tegenstander heeft gemaakt en dan aangeeft aan zijn keeper dat een speler bij een vrije trap altijd een bal links over de muur trapt. De keeper gaat dan gokken op een bal links over de muur, maar wat als de speler nu toch een keer naar rechts schiet of als de bal van richting veranderd wordt? Zorg er daarom als keeper voor dat je verwachtingloos en met een leeg hoofd op de ballen reageert en je jezelf altijd een eerlijke kans geeft.”
Verschillen hockey en voetbal
Dit genoemd hebbende is er natuurlijk wel een aantal verschillen in de situaties waarin keepers bij het hockey en bij het voetbal ballen op hen afkrijgen. Bij het hockey heeft de keeper niet te maken met de invloeden van andere spelers die in de baan van het schot kunnen staan of een bepaalde hoek van het doel dicht kunnen zetten. Ook kan de richting van het schot in geen geval al aan de houding van de schutter worden afgelezen en kan de bal niet met een curve of zwabber gespeeld worden. Verder is het doel kleiner en is dus ook het doelvlak, dat de keeper moet bespelen, kleiner en daarom kunnen de hoeken makkelijker worden dichtgemaakt. Tot slot heeft de keeper met minder complexe spelsituaties zoals hoge voorzetten te maken. Al deze situaties kunnen ertoe leiden dat de voetbalkeeper soms wel in de beweging is.
Drijver beaamt dit en reageert hierop. “In een aantal opzichten is het keepen in het voetbal uiteraard anders dan in het hockey. Voetbalkeepers moeten meer bezig zijn met het anticiperen op spelsituaties, maar dit is heel iets anders dan gokken. In veel situaties, zoals bij vrije schoten van dichtbij het doel, moet een voetbalkeeper echt stilstaan en wachten op het schot. Wanneer een speler merkt dat de keeper al een kant op beweegt voordat hij schiet, wordt het eenvoudig voor de speler om de bal in de andere hoek te schieten en is de keeper kansloos. In deze situaties gaat het om de kunst van het wachten. Hetzelfde geldt voor de een-tegen-een-situaties. De keeper moet geduldig zijn en niet te vroeg naar de grond gaan, ook niet wanneer de aanvaller schijnbewegingen maakt. Ik vergelijk dit ook wel met het spelen met een hond. Wanneer je allemaal schijnbewegingen maakt zonder de bal weg te gooien, dan blijft de hond altijd naar de bal kijken en gaat pas achter de bal aan wanneer deze daadwerkelijk gegooid wordt. Natuurlijk moet de keeper van tevoren de omgeving screenen, maar wanneer de aanvaller voor hem opduikt, moet hij alleen maar bezig zijn met het focussen op de bal.”
De stopbare zone
Hoe gedreven Drijver is blijkt uit het feit dat hij eens twee jaar lang bij hockeywedstrijden heeft bijgehouden in welk vlak van het doel het meeste gescoord werd. Uit zijn onderzoek is gebleken dat maar liefst 72 procent van alle doelpunten in de stopbare zone van de keeper vallen. Deze zone is de zone die de keeper, wanneer hij zijn armen spreidt, in de breedte dekt tot aan de lat. “De meeste goals in het hockey vallen in de zone die normaal altijd voor de keeper moet zijn. De oorzaak hiervan blijkt bijna altijd te liggen in het feit dat de keeper niet stilstaat op het moment van schieten en uit balans is.”
Dit is ook de reden waarom Drijver op trainingen het grootste gedeelte van zijn ballen schiet in de stopbare zone. “Elke keeper heeft meer slechte dan goede dagen en daarom ligt de focus er bij mij op om het niveau van de keeper te verhogen op de mindere dagen. In die twee of drie wedstrijden in een seizoen waarin de keeper echt een goede dag heeft, is hij toch wel goed. Beter is het dus om niet zijn bovengrens te verhogen, maar zijn ondergrens. Uiteindelijk wordt de keeper dan niet zozeer beter, maar voornamelijk minder slecht. Je hebt namelijk niets aan een keeper die soms fantastische ballen stopt, maar ook elke wedstrijd een fout maakt. Wanneer een keeper alleen alle stopbare ballen tegenhoudt is hij een wereldkeeper. Dit wordt bereikt door voornamelijk te trainen in de stopbare zone. En als een keeper daar alle ballen pakt, krijgt hij vanzelf het zelfvertrouwen om ook ballen buiten de stopbare zone te pakken.”
Het is volgens Drijver als trainer dus niet zozeer belangrijk om je te richten op die ene onhoudbare bal buiten de stopbare zone, die een keeper eens in de zoveel tijd pakt, maar op het pakken van alle houdbare ballen. Dit doet hij mede door het filmen van de trainingen en wedstrijden en in de analyse te kijken naar het proces van handelingen die de keeper uitvoert bij het stoppen van een bal en wat er fout is gegaan bij een tegengoal, oftewel welk schakeltje in de ketting niet goed liep. Dit hele proces wordt voorafgegaan door het stilstaan van de keeper en begint vervolgens met de ogen die de bal volgen (in het tweede deel wordt hier dieper op ingegaan). Drijver: “Een mooi voorbeeld van een keeper die zijn ondergrens verhoogd heeft, is Kampongkeeper David Harte. Hij is op dit moment zover, doordat hij nagenoeg alle stopbare ballen pakt, dat hij op een zwakke dag alsnog een ruime zeven keept.”
Mentale aspect
Het laatste punt wat Drijver aanmerkt als zeer belangrijk is het mentale aspect. “Om als keeper te wachten op het schot is het belangrijk dat hij vertrouwt op zijn reflex en rustig is in zijn hoofd. Een gespannen keeper zal vaak onrustiger zijn in zijn bewegingen en zodoende de controle verliezen om de bal te stoppen of niet stilstaan op het moment dat er geschoten wordt. Daarnaast zal een onrustige keeper eerder de neiging hebben om proberen te anticiperen op een schot. Maar wanneer de keeper dan ook maar één beweging de verkeerde kant opmaakt, is hij al kansloos. Een goede manier om een keeper te leren rustig te blijven is hem op trainingen in stresssituaties te brengen. Dit kan bijvoorbeeld door in plaats van alleen maar ballen te stoppen, de keeper afwisselend ballen of hoedjes te laten ontwijken en stoppen. Hierdoor wordt de doelman op verschillende manieren getriggerd, wat zijn stressbestendigheid zal doen verhogen.”