Maarten Arts heeft een lijst opgesteld met tien vaardigheden die de moderne keeperscoach volgens hem zou moeten beheersen. In Keepersmagazine 8 heeft hij de eerste twee vaardigheden toegelicht. Vaardigheid 3 van Maarten Arts gaat over het ontwikkelen van een eigen trainingsmethode.
Arts vindt dat een keeperstrainer moet leren door het principe van trial and error. Dat houdt in dat de trainer dingen probeert. Wanneer iets werkt wordt het zo gehouden, en als het niet werkt wordt het aangepast. “De filosofie die je hebt moet je continu toetsen. Dit kan bij de staf, maar het is beter om collega-keeperstrainers eens te laten kijken of om met hen te sparren. Helaas gebeurt dit nog te weinig.”
Kwetsbaar opstellen
Een voorbeeld van een verandering die Arts in zijn filosofie heeft doorgevoerd en dat bewijst dat een methode nooit vaststaand is, betreft het 1:1-duel. “Bij FC Utrecht heb ik alleen het aanvallen van de bal met de armen en het lichaam naar voren getraind in een 1:1-duel. Later ben ik, onder meer naar aanleiding van gesprekken met de Italiaanse keeperstrainer Gianluca Spinelli, tot de conclusie gekomen dat je als keeper in sommige situaties niets aan het aanvallen hebt, maar juist in een hoog blok moet komen.”
Spinelli is voormalig keeperstrainer van onder meer Chelsea en momenteel werkzaam bij het Italiaanse nationale elftal en Paris Saint Germain. In Italië wordt er van oudsher veel op het aanvallen van de bal getraind, zo ook door Spinelli, maar toch paste hij zijn methode aan. Arts volgde zijn voorbeeld toen hij in 2014 bij Lierse SK aan de slag ging. Hij stelde zich hierbij kwetsbaar op richting zijn doelmannen door aan te geven dat het voor hem ook nieuw was en hij nog geen ervaring had met het trainen op het hoge blok. Dat de bevlogen keeperscoach niet schroomt om zijn kwetsbaarheid te tonen, blijkt uit hoe hij zijn manier van trainen toetste bij de keepers van zijn laatste clubs.
“Ik gaf een vragenlijst aan de keepers waarin de technische, tactische, fysieke, mentale en sociale elementen aan bod komen. Een deel van de vragen heeft ook betrekking op mij als keeperstrainer. Je stelt je kwetsbaar op, maar krijgt wel feedback over de inhoud van je trainingen, de trainingsprincipes die je hebt en je werkwijze. Bij de jeugd hoef je dat niet te doen, maar bij volwassenen vind ik van wel.”
“De filosofie die je hebt moet je continu toetsen”
Cijfers
Arts doet dit door middel van het geven van cijfers. De keepers geven zichzelf ook cijfers. “Stel dat een keeper zichzelf bij voorzetten een acht geeft en ik geef hem een vijf of zes dan zitten we niet op hetzelfde denkniveau en hebben we iets om over te praten. Om samen naar een hoger niveau toe te werken moet hier namelijk wel voor worden gezorgd. Bij een verschil van meer dan vijftien procent in de cijfers vind ik dat je een probleem hebt. Maar om hier achter te komen zul je het dus moeten toetsen en dat bereik je door open vragen te stellen. Uiteindelijk wil ik weten hoe we gezamenlijk winst kunnen boeken. Waar kun jij winst behalen en waar kan ik dat? De toetsing is heel belangrijk om te kijken of je met je methode op de goede weg bent.”
Op het moment dat de keeperstrainer voor een bepaalde filosofie en werkwijze heeft gekozen, die dus continu in beweging is en ververst kan en moet worden, gaat het erom de doelmannen hiervan te overtuigen. De inwoner van het Belgische Roosdaal doet dit als volgt: “Het is essentieel om aan de keepers uit te leggen waarom je iets doet en ze dit te laten ervaren. Bij de jeugd ga ik veel dominanter te werk dan bij senioren, omdat jonge keepers behoefte hebben aan duidelijkheid en oudere keepers overtuigd moeten worden door dingen zelf te ervaren.”
“Het is essentieel om aan de keepers uit te leggen waarom je iets doet en ze dit te laten ervaren”
Positiekiezen
Een belangrijk element in de filosofie van Maarten Arts is het positiekiezen. Hij vindt dat keepers bij schoten op de lijn een positie moeten innemen vlak voor de lijn, waardoor zij meer tijd hebben om achter de bal te komen. Dit legt hij de keepers uit om het vervolgens te laten ervaren. “Bij Utrecht heb ik met Harald Wapenaar gewerkt en later kwam René Ponk daar als tweede keeper bij. Bij schoten van buiten het zestienmetergebied stond hij steeds op de vijfmeterlijn, terwijl Wapenaar vlak voor de lijn stond. Bij afwerken hadden de spelers dit snel in de gaten en vlogen er bij Ponk veel meer ballen in. Ik heb niet op voorhand gezegd dat hij verder terug naar de lijn moest gaan staan, maar hem eerst laten ervaren dat bij een verre positie veel ballen vallend over hem geschoten kunnen worden en hij minder reactietijd heeft. Later zijn we hier bewust mee aan de slag gegaan.”
Als Arts na het uitleggen en laten ervaren de keeper er nog steeds niet van kan overtuigen verder op de lijn te gaan staan, dan kan het filmen en analyseren van trainingen en wedstrijden uitkomst bieden. Uiteindelijk is niet de filosofie van de trainer het criterium, maar het resultaat in de wedstrijden. “Als een keeper alle ballen tegenhoudt, desnoods met één hand, dan mag hij van mij gaan staan waar hij wil. Het gaat er namelijk niet om als trainer je gelijk te halen. Maar als ballen erin vliegen die te wijten zijn aan zijn positie en dit tijdens de wedstrijd voor onnodige tegengoals zorgt, ga ik wel conclusies trekken.”
“Als een keeper alle ballen tegenhoudt, desnoods met één hand, dan mag hij van mij gaan staan waar hij wil”
Zelfde denkniveau
Een conclusie kan zijn dat er in samenspraak met de hoofdtrainer en technische staf voor een nieuwe eerste keeper gekozen wordt. Elk team wil immers het aantal tegendoelpunten tot een minimum beperken. Tot slot geeft Maarten Arts aan dat het er in de trainingsmethode om gaat de keepers handvatten te geven voor in de wedstrijd. “Een keeper moet mij, zonder dat ik hem beoordeel, kunnen zeggen wat er goed of fout is en waarom. Dus stel dat een keeper bij een voorzet richting de tweede paal niet uitkwam, terwijl dit wel had gemoeten, dan moet hij mij kunnen vertellen hoe dit kwam. De conclusie zal dan zijn dat zijn positie te ver richting de eerste paal was. Op het moment dat de doelman mij dit uit zichzelf kan vertellen, weet ik dat we op hetzelfde denkniveau zitten en op de goede weg zijn.”