TEKST: ANDRE KRUL | BEELD: MAARTEN ARTS

Ongeacht het niveau, zou het zonde zijn om doelmannen met een grote groeipotentie te missen. Want een keeperstrainer kan nog zoveel kwaliteiten hebben; ook híj is uiteindelijk afhankelijk van de keepers met wie hij werkt. Dit begint met het selecteren van de doelmannen die de meeste potentie hebben. Maarten Arts vindt daarom dat de keeperstrainer ook een topscout moet zijn.

Startniveau bepaalt eindniveau

“Van een ezel kun je geen koerspaard maken,” begint Arts zijn verhaal met een Vlaams gezegde. “Betrek je dat op keepers, dan kun je veel tijd en energie stoppen in een kind dat heel matig getalenteerd is, maar het zal nooit een topkeeper worden. Met andere woorden: het startniveau bepaalt heel erg het eindniveau. Stel dat je twee keepers hebt met een verschillend startniveau en je stopt in beiden dezelfde oefenstof en begeleiding, dan zal degene die een hoger startniveau heeft ook hoger eindigen. Daarnaast is het zo, dat keepers die weinig getalenteerd zijn, vaak ook een vrij beperkt leervermogen hebben.”

“Stel je hebt twee keepers met een verschillend startniveau en je stopt in beiden dezelfde oefenstof en begeleiding, dan zal degene die een hoger startniveau heeft hoger eindigen”

Bij veel clubs wordt er aan scouting gedaan. Omdat de keeperstrainer de specialist op keepersgebied is, zal hij normaal gesproken een belangrijke stem moeten hebben in het wel of niet aantrekken van keepers. Hoe groot zijn stem is, is mede afhankelijk van de positie die hij heeft binnen de club en de trainersstaf. (Hoe de keeperstrainer zijn positie versterkt, staat beschreven in vaardigheid 4)

Interne en externe scouting

Arts onderscheidt twee vormen van scouting. Bij nagenoeg iedere amateurclub is er sprake van interne scouting. “Als je keeperstrainer wordt van, pak ‘m beet, Sportclub Amersfoort Onder 13, dan is het belangrijk om eerst in alle andere Onder-13-elftallen te kijken wat voor keepers daar rondlopen. Jouw voorganger of de club kan al een selectie gemaakt hebben en een keeper voor de Onder 13.1 hebben aangesteld. Dat betekent niet dat jij er geen hele andere ideeën over kan hebben. Kijk daarnaast ook welke keepers er in de Onder 12 of Onder 11 rondlopen. Wie weet loopt daar iemand rond die vervroegd kan worden doorgeschoven. Vervolgens gaat het erom dat je gesprekken voert met de keepers, dat je met ze gaat trainen en dat je ze wedstrijden laat spelen. Op deze manier kom je tot de beste volgorde.”

Op een hoger niveau komt ook de externe scouting om de hoek kijken. “Bij de meeste betaald voetbalclubs begint de scouting met het bekijken van videobeelden die je ontvangt. Tegenwoordig kun je via online platform Wyscout ook hele wedstrijden bekijken, zodat je een veel completer beeld krijgt dan in een highlightvideo. De volgende stap is wedstrijden te gaan bekijken. Als dit allemaal positief is, vind ik dat je ook gesprekken moet aangaan met de keeper. Dit doe je om te kijken wat de persoonlijkheidskenmerken zijn.”

Op deze kenmerken gaat Arts later dieper in, maar over het algemeen ziet hij weinig clubs gesprekken voeren met spelers of keepers, voordat zij worden aangetrokken. De keeperstrainer zou ook graag zien dat de doelmannen meetrainen. Amateurs mee laten trainen bij profclubs is normaal gesproken geen probleem, maar bij profkeepers, die al in een eerste elftal spelen, is het niet gebruikelijk. Waar mogelijk raadt Maarten Arts dan aan om bij trainingen te gaan kijken. Al is hij zich er van bewust dat dit veel clubs niet zomaar meer mogelijk is.

Grote vijver

Om geen talent over het hoofd te zien, is Arts er een voorstander van de vijver, waaruit gevist kan worden, zo groot mogelijk te maken. “In België gebeurt het al dat clubs tot de Onder 12 niet meer met een vaste keeper werken. Ze rouleren. Het voordeel hiervan is dat veel jongens en meisjes met het keepen in aanraking komen. Mochten ze toch eerst voor het voetbal kiezen en op latere leeftijd keeper worden, dan weten zij in ieder geval al wat het is om keeper te zijn. Zo zijn er heel veel topkeepers die per toeval in het doel terecht zijn gekomen en tot een bepaalde leeftijd gevoetbald hebben.” 

“Er zijn heel veel topkeepers die per toeval in het doel terecht zijn gekomen”

Uiteraard zijn er keepertjes die voor het keepen in de wieg lijken te zijn gelegd. Arts: “Als je dan toch geboren keepertjes hebt, kun je zeggen dat zij altijd naar de keeperstraining mogen komen en in de wedstrijden op doel staan. Wanneer er bijvoorbeeld met blokken van vier weken wordt gewerkt, spelen deze keepertjes één of twee blokken, en in de andere blokken laat je de rest rouleren.” 

Moedig

Bij het scouten zelf, let Maarten Arts voornamelijk op de zaken die nauwelijks te veranderen of te verbeteren zijn. “Eigenlijk gebeurt dat veel te weinig. Er wordt vooral gescout op zaken die al aanwezig en zichtbaar zijn. Dan praat je bijvoorbeeld over een keeper die tweebenig is, een goede duiktechniek heeft of goed kan meevoetballen. Dat zijn dingen waarvan mensen zeggen: ‘Zo hé, kijk die keeper eens!’, maar dat zijn óók de dingen die makkelijk aan te leren zijn.”

Als het om lef gaat ligt dit anders. “Van een keeper die niet moedig is, kun je geen moedige keeper maken. En wanneer iemand geen moed heeft, dan zorgt dit altijd voor problemen bij bijvoorbeeld 1:1-situaties en voorzetten.” Voor andere vaardigheden geldt hetzelfde. “Als je een keeper hebt die heel introvert is, dan heeft hij waarschijnlijk ook minder leiderschapskwaliteiten. Dit kan dan weer een probleem worden met de coaching. En als je een keeper hebt die niet onder druk kan presteren, kan hij het in de training heel aardig doen, maar wordt het een ander verhaal tijdens wedstrijden. Dit zijn enkele dingen waar ik juist op let.”

“Van een keeper die niet moedig is, kun je geen moedige keeper maken”

Scoutingstrategie

In 2015 heeft Maarten Arts de academie van Wadi Degla in Egypte opgestart. Vóór de academie scoutte hij doelmannen in heel Afrika. Arts zag ongeveer drieduizend keepers en in die periode heeft hij een scoutingsstrategie ontwikkeld. Deze bestaat uit drie delen. Het eerste deel omvat de persoonlijkheidskenmerken. De meeste kenmerken (leiderschapskwaliteiten, moed, presteren onder druk) heeft Arts al benoemd, maar het kenmerk ‘zelfbeeld’ nog niet. Waar het om gaat, is dat de keeper zichzelf niet onderschat of overschat. Dit kan goed in beeld worden gebracht door het bespreken van trainingen en wedstrijden, maar ook door het vragen van informatie aan andere mensen. “Als twee van de drie mensen die met een keeper gewerkt hebben zeggen dat de keeper een verkeerd zelfbeeld heeft – hij denkt dat hij de beste van de wereld is – dan moet je niet de illusie hebben dat jij dat zomaar kan veranderen.” 

Fysieke component

In het tweede deel heeft Arts het over de fysieke component. “Hier praat je bijvoorbeeld over lengte, snelheid, sprongkracht en belastbaarheid. Dat zijn ook weer zaken die je niet of nauwelijks kunt veranderen. Stel dat je een keeper hebt die op zijn zeventiende 1,60 meter is, dan zal hij nooit meer 1,85 meter worden. En een keeper die niet snel is, kun je misschien iets sneller maken, maar nooit heel veel. Voor een keeper zijn dit belangrijke aspecten.”

Lengte van ouders

In Afrika wilde Arts bij potentieel interessante keepers graag de ouders zien. “Dan heb je toch enig idee van hoe groot ze kunnen worden.” In Nederland worden handmetingen uitgevoerd om een schatting te maken van de letterlijke groeipotentie van keepers. Het is echter vrij moeilijk om een gerichte inschatting te maken. “Bij de handmetingen zit een marge van vijf centimeter. Als je dan een keeper van 1,90 in het doel wilt hebben staan, is een marge van vijf centimeter vrij veel. Het is geen probleem als hij 1,95 wordt, maar het kan wel een probleem zijn als hij 1,85 wordt.”

Leervermogen

In het derde deel gaat het om het leervermogen. “Als je een keeper iets laat doen dat hij nog nooit gedaan heeft, ga je kijken hoe snel hij iets om kan zetten. Daar kun je heel veel uit halen.” Arts geef een concreet voorbeeld van een oefening, die hij doet wanneer hij keepers voor de Belgische topsportscholen scout (zie oefening 1). “In België roepen de doelmannen ‘speel’ wanneer ze om een terugspeelbal vragen. Ik wil dat ze ‘hier’ zeggen en met een opengedraaide hand wijzen waar ze de bal willen hebben. Waarom ik dat wil, leg ik uit, maar het gaat er niet per se om wat ze zeggen, maar meer om het feit dat ze iets anders doen en zeggen. Het klinkt heel simpel – je verandert één woord – maar er zijn keepers die het, ook na enkele malen corrigeren, niet voor elkaar krijgen. Dat is voor mij een aanwijzing dat ze een heel beperkt leervermogen hebben.” 

Arts somt een aantal nadelen op van een beperkt leervermogen. “De keepers zullen heel lang nodig hebben om verkeerd aangeleerde technieken te veranderen. Ook zullen ze moeite hebben om informatie uit een tactische bespreking om te zetten in gerichte coaching op het veld. Daarnaast kunnen ze problemen krijgen met de keuzes die ze in de opbouw maken.”

Lerende vs. intuïtieve keeper

Tot slot zijn er twee categorieën waarin Arts de keepers onderscheid. “De lerende keeper is het type keeper aan wie je informatie kwijt kunt en die dat ook heel goed kan omzetten naar handelingen op het veld. Bij de intuïtieve keeper is het daarentegen moeilijk om voor gerichte verbeteringen te zorgen. Ik zoek bij voorkeur lerende keepers, omdat je daar naar mijn mening het verst mee kunt komen.”

“Naar mijn mening kun je het verst komen met lerende keepers”

Maarten Arts heeft een lijst opgesteld met tien vaardigheden die de moderne keeperscoach volgens hem moet beheersen. In Keepersmagazine 8 heeft hij de eerste twee vaardigheden toegelicht. De derde tot en met zesde vaardigheid zijn op de website gepubliceerd. Dit artikel gaat over de zevende vaardigheid: een topscout zijn. Houd voor de laatste drie vaardigheden de website in de gaten.  

De in Roosdaal wonende Maarten Arts geeft voor de Belgische voetbalbond de cursussen Keeperstrainer 1 en Keeperstrainer 2. Verder is hij coördinator keeperstraining van de vijf topsportscholen in Vlaanderen. In deze functie is hij aanwezig bij alle stages die in het nationaal sportcentrum in Tubeke gehouden worden. Arts heeft een achttal oefeningen ontwikkeld waarin alle drie de delen van zijn scoutingsstrategie verwerkt zijn. Deze oefeningen worden toegepast tijdens de stagedagen, om zodoende (mede) te bepalen welke doelmannen worden aangesteld op de topsportscholen.

Oefening 1: passen en trappen en vragen om de bal (toetsing leervermogen)

Organisatie: 

  • K1 vraagt naast doel om bal van K2. K1 neemt bal aan, speelt naar K3, die bal in loop terugspeelt naar K1. K1 opent bal over grond naar K4. K4 controleert bal, K1 komt over naar andere kant en vraagt om bal van K4. K3 is inmiddels overgekomen naar andere kant. K1 speelt bal naar K3, die vervolgens bal weer in loop speelt. K1 opent bal naar K2. Hierna start 2e ronde
  • Na ongeveer 4 rondes wisselen keepers van positie 
  • Bij 5 keepers blijft K3 op positie staan en neemt K5 positie in t.h.v. K3, maar aan andere kant van doel 

Variatie: 

  • K1 opent ballen naar K4 en K2 door lucht
  • Varieer met ballen direct spelen en aannemen
  • Varieer met ballen met rechts en links spelen 

Coaching: 

  • K1 moet steeds met woord en gebaar om bal vragen. Hand is opengedraaid en arm duidelijk zichtbaar (niet langs lichaam houden). K1 roept luid en duidelijk ‘hier’, waardoor duidelijk is waar hij bal wil hebben. Links en rechts roepen kan voor verwarring zorgen 
  • Voordat bal gespeeld wordt moet er (oog)contact zijn tussen K1 en keeper die bal speelt. Keepers die bal spelen moeten hand van K1 gezien hebben 
  • Alle keepers moeten ballen zuiver spelen en aannemen. Eis een hoog niveau 
  • Toets het leervermogen: welke keeper(s) pakt variaties en manier van vragen om bal snelste op?

Oefening 2: 1:1-situaties:bal aanvallen of blokken (toetsing winnaarsmentaliteit)

Organisatie: 

  • K1 staat in doel. K3 en K4 staan met rug naar doel toe tussen oranje pylonen en blokkeren zicht van K1. K2 staat (ook met rug naar toe doel) voor K3 en K4 en krijgt bal ingespeeld van trainer. K2 moet bal eerst controleren. Met 2e balcontact volgt doelpoging bij K1. Hij moet met zijn aanname tussen oranje en gele pylonen blijven. K1 maakt keuze tussen bal aanvallen met gestrekt lichaam en blokken van bal 
  • K1 kiest positie waar hij wil 
  • Na deze situatie draaien keepers door. K1 komt op positie K3, K3 -> K4, K4 -> K2, K2 -> K1
  • Punten tellen: bal tegenhouden is 2 punten, scoren 1 punt
  • Bij rebound spelen K3 en K4 ook mee. Scoren is 1 punt. K1 scoort alleen punten wanneer bal niet gescoord wordt (alleen rebound spelen wanneer bal binnen bereik blijft)

Variatie: 

  • Trainer kan bal ook direct op doel schieten
  • K2 kan bal terugkaatsen naar trainer, waarna trainer direct op doel kan schieten. K1 wordt zodoende gedwongen te blijven wachten wat K2 doet 

Coaching: 

  • Let op technische uitvoering van K1 bij aanvallen bal en blokken
  • Let op keuze van K1
  • Laat K1 nadenken over zijn startpositie wanneer hij niet kort genoeg op K2 kan komen
  • Let op welke keeper(s) t.k.v. alles wil winnen
Vorig artikelPositiespel met keepers in het veld en spelers
Volgend artikelSnelheidsspel met trappen en vangen