Amsterdam , 26-03-2022 , Sportpark de Toekomst , Dutch football , Twin Games , season 2021 / 2022 Ajax U11 vs AZ U11 ,

DE KEEPERSTRAINER I TEKST: ANDRE KRUL I BEELD: WILLEM ZANDBERGEN (FREELENSMEDIA), INGE VERBRUGGE, LIZA PIETERSE

In de visie van Glenn Berkelaar staat aanvallend keepen met lef voorop. “We willen toch geen keepers die stilletjes wachten tot de bal naar hen toekomt? Nee, ik wil keepers opleiden die initiatief en risico durven te nemen.” KeepersMagazine gaat in gesprek met de bevlogen en bloedfanatieke keeperstrainer. 

Glenn Berkelaar (28) is keeperstrainer bij de jeugd van Ajax en het eerste elftal van Quick Boys. Daarnaast runt hij keepersschool Berkelaar in Mijdrecht en keepersschool de Bollenstreek in Noordwijk. De Mijdrechter vindt het ontzettend belangrijk dat keepers in de jeugd de ruimte krijgen om extreem veel risico te nemen en te spelen met lef. “In de jeugd kun je het ‘DNA’ van de keeper beïnvloeden en moet er ruimte zijn voor het maken van fouten. Ontwikkelen is namelijk belangrijker dan presteren. Wanneer de doelman tijdens trainingen en wedstrijden aanvallend keept, komt hij meer in handelingen en dus in ontwikkelingsmomenten. Hierdoor kan hij zich maximaal ontwikkelen. Het is zonde als een keeper een hele wedstrijd of trainingsvorm weinig tot geen handelingen uitvoert en op safe speelt, in plaats van dat hij de situaties opzoekt. Hij ontwikkelt zich dan natuurlijk minder.”  

Italiaanse manier

Op latere leeftijd kan de aanvallende doelman dan altijd nog worden ‘afgeremd’. Berkelaar vindt dat jonge keepers te allen tijde initiatief moeten nemen. “Ga bijvoorbeeld bij voorzetten en 1:1-situaties het duel aan. Neem initiatief in het bespelen van ruimtes, waarbij je de bal probeert te onderscheppen vóórdat er een kans kan ontstaan. Hierbij is het belangrijk dat de keeper de bal aanvalt en in zijn hoofd ‘vrij’ is. Hij moet zonder nadenken het duel opzoeken en ingaan. Daarnaast zie ik graag proactief gedrag bij balbezit. De jongste keepers mogen van mij gerust indribbelen of aanvallers lokken, om zodoende een vrije man te creëren in de opbouw.”  

“Neem initiatief in het bespelen van ruimtes, waarbij je de bal probeert te onderscheppen vóórdat er een kans kan ontstaan”

Om dit voor elkaar te krijgen is het essentieel dat deze situaties terugkomen in trainingen en dat de keeperstrainer hierop coacht. Zowel in trainingsvormen als in wedstrijden. “Het gaat enerzijds om het technisch trainen van het aanvallen van de bal. Dit doe ik op de Italiaanse manier: de keeper duwt zichzelf als het ware met gestrekte armen naar de bal toe, waarbij hij zijn laatste pas schuin naar voren zet (zie foto, red.). Het is hierbij essentieel dat de pas richting de bal is en niet richting de speler. Ik noem het ook wel technisch duwen. Het is hierbij superbelangrijk dat de keeper zijn ogen openhoudt. Anderzijds, en dit is het allerbelangrijkste, gaat het om het beïnvloeden van het voetbalgedrag van de keepers. Laat ze ver voor hun goal keepen, maar ga nog niet te diep in op de exacte positie die ze kiezen. Pas wanneer de keepers naar het grote veld gaan, ga je het over de tactische keuzes hebben. Implementeer het technisch aanvallen en het gedrag om aanvallend te keepen in dynamische spelvormen. Denk bijvoorbeeld aan over-/ondertalvormen met en zonder spelers. Vraag in de oefeningen extreem gedrag van je keepers om vooruit te keepen.” 

Het allerbelangrijkste is om het voetbalgedrag van keepers te beïnvloeden” 

Trainen onder weerstand  

Wanneer de keepers ouder zijn blijft de visie van Berkelaar hetzelfde. Wel wordt er een aantal verschillende accenten gelegd. “Mijn zienswijze over hoe er gekeept moet worden blijft altijd hetzelfde. Alleen bij de jeugd train en denk ik extremer en besteed ik veel tijd aan hoe de keeper de bal aanvalt. Bij volwassenen doe ik dat voornamelijk in de voorbereiding van het seizoen. Tijdens de competitie gaat het, anders dan bij de jeugd, om het presteren en wil ik niet dat ze te veel in hun hoofd zitten. Het gaat dan ook meer om tactiek en minder om techniek. Bij de jeugd is dit andersom, maar hoe ouder ze worden, hoe meer tactiek een rol gaat spelen. Bij de jongste keepers gaat het er voornamelijk om dat ze ver van het doel afspelen en in momenten komen waarin risico wordt genomen en lef getoond wordt. In trainingen creëer ik in de geïsoleerde keeperstraining vaak 2:2- situaties waarin keepers veel in duels komen (zie oefenvormen). Bij volwassenen doe ik dit niet in de keeperstraining, maar wel met dynamische onder-/overtalvormen met spelers. Ik train graag ‘rollend’ vanuit de wedstrijd, waarin het maken van keuzes voorop staat.” 

“Bij de jeugd train en denk ik extremer en besteed ik veel tijd aan hoe de keeper de bal aanvalt”

De gedreven keeperstrainer kijkt altijd naar de verbeterpunten van de individuele keepers. Hij zorgt ervoor dat deze worden geïmplementeerd in de trainingen. De trainingen worden zodoende op maat gemaakt, waardoor de keepers zich maximaal kunnen ontwikkelen. Berkelaar geeft een voorbeeld: “Bij één van mijn seniorenkeepers was het verbeterpunt ‘het uitkomen bij voorzetten’. Allereerst bespreken we dan wat er door de trainersstaf van hem verwacht wordt. Vervolgens kan ik hem inspireren met beelden van topkeepers. Maar het belangrijkste is dat het getraind, gecoacht en nabesproken wordt. De eenvoudigste manier is om te beginnen met droog trainen, dus zonder spelers. Ook dan wil ik aanvallend gedrag zien. De keeper moet zo snel mogelijk in balbezit komen en niet afwachten tot de bal bij hem in de handen valt. In de geïsoleerde training gebruik ik vaak poppen, waardoor de keeper gedwongen wordt om de bal voor een pop te onderscheppen.” 

Nóg belangrijker is dat er vervolgens onder weerstand getraind wordt. Wat Berkelaar betreft mogen trainers best creatief denken. “Begin 4:4-partijvormen eens met een voorzet waarbij de spelers in duel komen met de keeper, in plaats van dat ze na elke uitbal of elk doelpunt de bal uit het netje halen en weer verder spelen. Of doe afwerkvormen die overgaan in een 2:1- of 3:2-situatie waarin een bepaald type voorzet is verwerkt.”

De jonge Buffon  

Ook in de coaching ziet de oud-keeperstrainer van FC Volendam en FC Utrecht graag dat de doelmannen initiatief nemen. “Ik vind het hebben van lef verreweg de belangrijkste eigenschap van een keeper. We willen toch geen keepers die stilletjes wachten tot de bal naar hen toekomt? Nee, ik wil keepers opleiden die initiatief en risico durven te nemen. En keepers die leiderschapskwaliteiten hebben. Dit kan en moet je op jonge leeftijd al beïnvloeden.” Een kenmerk van een leider is vaak dat hij een winnaarsmentaliteit heeft. Berkelaar probeert dit in zijn trainingen te beïnvloeden door punten uit te delen. 

Ik vind het hebben van lef verreweg de belangrijkste eigenschap van een keeper”

“Op maat coachen is cruciaal. Alleen vormen aanbieden waarin je het aanvallen en lef terug wilt zien is niet genoeg. Coach het ook. Verwacht het en eis het. Op een expliciete manier doe je dit door zaken te benoemen. Impliciet door bijvoorbeeld bij een onderschepping punten uit te delen of door de ruimtes bij bepaalde oefeningen zo in te delen dat ze lef gaan tonen. Deze manier draagt eraan bij keepers op te leiden, die door middel van aanvallend spel willen winnen. Ook bij de jonge keepers helpt het om hun beelden te laten zien van topkeepers die aanvallend keepen, zoals Samir Handanovic van Internationale.”

Handanovic is een goed voorbeeld van een keeper die lef heeft in 1:1-duels en bij voorzetten. “Net als Donnaruma is hij iemand die de techniek goed beheerst, doordat ze hier in Italië veel op getraind hebben. Maar wie ik vooral veel terug laat komen is de jonge Buffon. Als je Buffon in zijn eerste jaren bij Parma ziet, is dat indrukwekkend. Ik raad elke jeugdkeeper en -trainer aan om op die manier te keepen en te trainen. Het is extreem aanvallend en Buffon gaat met veel lef en de handen vooruit de duels aan. Verder is het belangrijk om een bepaalde cultuur te creëren waarin de doelmannen, de staf, maar ook de omgeving daaromheen (zoals de ouders) in de visie geloven. Het kan hierbij helpen om ook aan hen de beelden te laten zien en de visie goed te onderbouwen.”

Niet blokken 

Iets waar Berkelaar een gruwelijke hekel aan heeft is het blokken. “Hoe je je als keeper ontwikkelt heeft te maken met hoe je in je beginjaren getraind bent. Train je op jonge leeftijd al verdedigend, zoals het droog en expliciet aanleren van blokken met de voeten, dan zul je dit terugzien in situaties waarbij je verwacht dat de doelman de bal aanvalt. Bij ballen die tussen de keeper en aanvaller invallen ontstaan veel twijfelmomenten op het moment dat de keeper verdedigend en met blokken is opgeleid.”

Zelf is de keepersopleider al lang gestopt met het trainen van blokken en noemt het cynisch ‘het veld ten huwelijk vragen’. “Mijn ervaring is dat wanneer keepers trainen op het blokken ze dit in bijna alle 1:1-situaties doen. En ook bij schoten van dichtbij. Zeker als het tempo omhoog gaat. Ik vind het een soort van ‘alibikeepen’. Het lijkt meer op gokken en hopen dat de bal tegen je aangeschoten wordt. Ik zie keepers blokken op schoten van de zijkant, terwijl dat helemaal niet nodig is. Het komt vaak doordat er te veel op getraind wordt. Daarnaast lijkt het ook of het tegenwoordig van de keepers verwacht wordt.”

Het blokken lijkt in de mode te zijn en te horen bij de moderne doelman. Berkelaar kan er maar moeilijk naar kijken. “Ga bij een bal die ertussen valt met je handen vooruit en speel met lef. Wees als een hyena die aan het loeren is. Jaag op de bal en ga het duel aan. Dan veroorzaak je maar eens een penalty. Nou en? Op jonge leeftijd zijn dat mooie leermomenten. Verover de bal als dat kan in plaats van dat je afwacht.”

“Dan veroorzaak je maar eens een penalty. Nou en? Op jonge leeftijd zijn dat mooie leermomenten”

Warming-up  

Al in de warming-up besteedt Glenn Berkelaar aandacht aan het aanvallen van de bal. Veel keeperstrainers beginnen de opwarming door volleys in de handen van de doelmannen te trappen. Berkelaar vindt dit maar niets. “ Heb je ooit een spits vanaf vijf meter een ideale vangbal in de handen van de keeper zien schieten? Ik niet. Tuurlijk is het lekker om een aantal ballen te vangen en even kort wat technische handelingen te doen voor een wedstrijd. Daar is niets mis mee. Maar wat ik ook vaak hoor is ‘een goed gevoel’ creëren voor de wedstrijd. Wat is dat goede gevoel dan? En als je na vijftien minuten in de wedstrijd geen vangbal hebt gehad, waar is dat goede gevoel dan? Moet iemand van de zijkant dan even een bal in je handen trappen?” 

Voor Berkelaar bestaat dat goede gevoel niet en hij laat de jonge keepers daar dus ook geen kennis mee maken. Hij ziet de warming-up voor de jeugd veel meer als extra trainingsmoment. De senioren zijn er wat vrijer in om hun eigen manier van opwarmen te bepalen. Berkelaars ervaring is echter dat zij snel bij hem aankloppen om de warming-up wat wedstrijdgerichter te maken. Daar hoort het aanvallen van de bal uiteraard ook bij. “Als trainer kun je bijvoorbeeld tijdens de warming-up de wisselkeeper als aanvaller laten fungeren. Je kunt dan verschillende situaties trainen in dezelfde organisatie. Zo is het mogelijk om de ‘aanvaller’ in het doelgebied neer te zetten en als trainer buiten het doelgebied te gaan staan. Vervolgens heb je de keuze om een steekbal te geven of de aanvallende keeper in de voeten te spelen. Hij kan dan opendraaien en afwerken, of terugkaatsen, waarna de trainer afwerkt.” 

Glenn Berkelaar denkt graag nog een stapje verder. “Wanneer je de aanvallende krachten van de tegenstander kent en weet uit welke situaties zij de meeste kansen creëren, dan kun je dit zelfs laten terugkomen in de warming-up. Doe nooit dezelfde warming-up, maar varieer hierin. De wedstrijd verloopt namelijk ook nooit hetzelfde.” Op de keepersschool worden vaak verschillende positiespelletjes gespeeld of andere sporten verweven in de warming-up. “Laatst nog hebben we een partijtje rugby gespeeld. Keepers leren hierbij lichaamscontact te maken en duels aan te gaan. Ook combineren we technische vaardigheden met turnbewegingen zoals een koprol of radslag.” Dit zorgt voor de ontwikkeling van atletische vaardigheden, terwijl er daarnaast een stukje lef om de hoek komt kijken. Lef dat nodig is om aanvallend te keepen. 


“Doe nooit dezelfde warming-up, maar varieer hierin. De wedstrijd verloopt namelijk ook nooit hetzelfde

Oefening 1: Rollende vorm die uitmondt in 2:2-vorm (oefening 1 keepersschool)

Organisatie 

  • Trainer staat op achterlijn met bal aan voet. K1 staat met rug naar trainer toe. Trainer kan bal naar K2 spelen. K2 kan bal direct schieten om te scoren tussen pylonen waartussen K1 staat. K2 kan bal ook aannemen en heeft verschillende opties. Hij kan scoren tussen pylonen bij K1 (deze moet steeds inschatting maken of hij bal na aanname kan aanvallen), hij kan scoren met schot bij K4 of 1:1-duel met hem spelen, of bal passen naar K3. K3 kan dan proberen te scoren bij K4 middels schot of 1:1-duel. Wanneer K1 bal pakt op inzet van K2 1:1-duel spelen met K3 op grote doel
  • Trainer kan bal ook naar K3 spelen. Deze neemt bal aan en probeert te scoren bij K4
  • Trainer kan ook teruggetrokken voorzet op K4 spelen richting pop
  • Bovenstaande is de rollende vorm. Na aantal situaties (3 á 4) volgt op teken van trainer 2:2- vorm op grote doelen tussen K4 en K1 en K2 en K3. Deze kan elk moment gestart worden. Team met bal speelt met voeten, andere team verdedigt met handen. Bij elke onderschepping wordt er doorgespeeld en wisselen de rollen. Doorspelen tot er gescoord wordt of bal uit is. Bij elke onderschepping wordt bal naar grond gebracht
  • Na aantal series draaien keepers door van positie 

Variatie

  • Trainer kan draai roepen. K1 draait zich dan om naar trainer toe en reageert op zijn schot, of valt bal aan die trainer voor zich uit speelt 
  • Talloze variaties mogelijk bij 2:2, bv. maximaal aantal keer raken per keeper
  • Wanneer 2:2 te kort duurt brengt trainer nieuwe bal in spel. Hij houdt hierbij rekening met individuele verbeterpunten van keepers. Geef bv. een voorzet op een keeper die dat moet verbeteren en geeft een steekbal op een keeper die 1:1-situaties moet verbeteren 
  • 2 kleine doeltjes of 1 E-doel tegenover grote doel zetten  

Coaching

  • Houd bij spelen 2e bal rekening met individuele verbeterpunten van keepers. Geef bv. een voorzet op een keeper die dat moet verbeteren en geeft een steekbal op een keeper die 1:1-situaties moet verbeteren  
  • Focus ligt op reflex en op aanvallen bal in rollende vorm: keepers moeten ballen extreem aanvallen en situaties om aan te vallen bewust opzoeken. Probeer d.m.v. coaching keepers zoveel mogelijk bal te laten aanvallen
  • Let op technisch duwen: laatste pas schuin naar voren en richting bal i.p.v. speler
  • Aandacht voor voetballende gedeelte, zowel in rollende vorm als 2:2-vorm: passen/ bal speelklaar hebben na aanname/ dribbelen/ vrijlopen  
  • Coach op gedrag en technische handelingen, vooral begeleiden zodat er zoveel mogelijk herhalingen gedaan kunnen worden, dus niet te veel stopzetten

Oefening 2: rollende vorm die uitmondt in 2:2-vorm (oefening 2 keepersschool)

Organisatie: 

  • K1 opent bal vanaf grond door lucht of over grond naar K2. K2 vangt bal en rolt naar trainer. Vanaf dan ligt situatie helemaal open: trainer kan bal in voeten spelen K3, of in de ruimte tussen K1 en K3. K3 probeert te scoren bij K1 
  • Na aantal situaties (2 á 3) dribbelt K4 op teken trainer met bal veld in en wordt 2:2 gespeeld. K4 speelt samen met K1 en K2 samen met K3. Zelfde regels als bij oefening 1 
  • Na aantal series draaien keepers door van positie 

Variatie: 

  • K1 gooit slingerworp, trapt met mindere been of met sidevolley 
  • K2 kan bal aannemen en trainer inspelen 
  • Na ontvangen bal kan K2 ook besluiten zelf proberen te scoren bij K1 middels schot of 1:1-duel
  • K2 kan na ontvangen bal K3 op verste been inspelen, waarna 1:1-duel volgt met K1
  • Trainer kaatst bal terug naar K2, waarna schot of 1:1-duel volgt 
  • 2 kleine doeltjes of 1 E-doel tegenover groot doel zetten 

Coaching: 

  • Trainer richt zich op individuele ontwikkelingspunten. Als K1 moeite heeft met aanvallen kan trainer bal die hij van K2 ontvangt bv. zo doorspelen dat K1 in situatie komt om bal aan te vallen  
  • Stimuleer K1 bal aan te vallen bij steekbal trainer. Het is belangrijk dat K1 zo lang mogelijk blijft loeren/ startklaar staat, zodat hij altijd naar bal kan sprinten. Hij moet niet al vroeg positie kiezen voor ev. schot. Dat doet hij pas als daar aanleiding toe is. Laat keeper zo aanvallend mogelijk spelen
  • Let op alle technische handelingen, zowel bij voetballende gedeelte als bij tegenhouden van ballen. Denk bv. aan bal speelklaar hebben na aanname, ogen open houden bij reactie op schot van dichtbij en vooral met armen gestrekt duwen bij aanvallen bal
Vorig artikelHet geheim van de keeperstraining van FC Emmen
Volgend artikelMaarten Arts: vaardigheid 4